Blog
Lezen is scheppen en dromen,
Schrijven is scheppen en dromen ,
Waar de scheppingen van de schrijver ophouden,
neemt de fantasie van de lezer het over,
De schrijver , de dienaar van de almachtige lezer,
De eerste stapjes na
Corona
Eden zonder r.
De geest Corona die zich koning waande zweefde triomfantelijk in het rond tussen verbrokkelde grafstenen, gebroken urnen, verwaaide assen.
Van wat ooit was geweest, de verschrikkingen die plaats had gehad en nog kwamen verstopte de geest zijn slachtoffers van alle rassen.
Ondertussen steunde Corona’s ziel op de schouders van alle al- dan niet gelovigen naar het bal van de dood
De vreugde kende geen rede of stop.
De muren kleurden bloedrood.
De vuren bleven branden, de schop schepte op.
De rouwenden schonken elkaar een troostende schouder, een kus, een traan. Het volgend slachtoffer bood zich al vierend aan.
De Aardse geest volgde met minachting het feest van de dwazen.
Coronageest zag hem geluidloos lachen, meer had hij niet nodig om woedend te razen: ‘Hoe durf jij met schelle lach Hades rijk betreden. Weet je dan niet dat ik vanaf nu, het heden, samen heers met de dood over alles van wat dit oord biedt: tranen, schuld, pijn en verdriet.
De aardse geest lachte, bergen schudden, zeeën schuimden, de zon speelde verstoppertje met de wolken.
Lava lachte sputterend verhit, liet het water kolken.
‘Arm schepsel, geest van de haat, jij bent opruimer van de schepping, knecht van het eeuwige verhaal. Ik ben de paladijn van licht en leven, de troost in een wereld van staal.
Alles wat jij vernietigt of verandert, verdwijnt voor een groter doel. Wat bovendrijft is het summum, het beste dat van het leven overblijft. Jij bent enkel een boer dat zijn moestuin rijft.
Maar als we minder mensen dan aarde overhouden ben je slechts een nare geest. Het begeerde Eden wordt dan terug werkelijkheid als de mensen slechts één letter toevoegen aan het Eden… de veertiende letter in het alfabet., voor het gezond verstand: de reden.
Zonder gezond verstand, verlichting, inzicht en Reden blijft Eden slechts een vertelsel uit het Bijbelse verleden. Slechts dat.
Kamperen voor Dummies (vervolg) Vertrouw niet altijd op de gps.
Niks zo handig als een gps wanneer je in een ander land vertoeft. De tijd dat we een Michelinboekje of grote landkaarten gebruikten ligt achter ons. Of… toch niet!
Je gaat bijvoorbeeld naar een camping niet ver van Montelimar. De Gps wijst je de kortste weg via tolwegen en je betaalt graag voor deze luxe als je maar snel ter plaatse komt. Vijf kilometer voor je bestemming stuurt het navigatietoestel je de bergen in. Dat klopte met onze gegevens en de foto’s op de website. Aangegeven als een rustige ACSI 4 sterren-camping met zwemgelegenheid, ruime plaatsen, een prachtige omgeving en een voordelig tarief buiten seizoen. De weg wordt een provinciale baan die ons 3 kilometer verder brengt. Mijn echtgenoot zegt met een grote zucht van tevredenheid:
‘We zijn er bijna. Ik ben blij want ik begin moe te worden.’
Tja, ik kan niet rijden dus rust de verantwoordelijkheid van het rijden volledig op de schouders van mijn man.
Het provinciaal baantje wordt hoe langer hoe smaller tot het een rijbaan is met een volle witte streep die af en toe wordt onderbroken om op de voorziene plaats een inhaalmanoeuvre uit te voeren. We draaien een weggentje in waar een wegwijzer staat met de naam van de camping erop. Het baantje lijkt ons wel erg smal voor een auto met caravan maar onze elektronische gids houdt aan. De laatste twee kilometer worden we enerzijds belaagd door overhangende rotsen en aan de andere zijde door een steile afgrond afgezet met rotsblokken als buffer. Hier en daar ontbreken zelfs de rotsblokken omdat de plaatselijke everzwijnen het blijkbaar leuk vinden ze uit de weg te ruimen om ongehinderd overal door te kunnen.
Het was warm die dag maar het was niet van de hitte dat mijn echtgenoot peentjes zweette. Sommige momenten hing er een voor- of achterwiel van onze auto boven de afgrond en schuurde de aluminium afwerking van onze caravan tegen de overhangende rotsen. Na een aantal halsbrekende maneuvers lukte mijn man erin om de camping te bereiken. Na een nacht welverdiende rust waren we op zoek naar een supermarkt om onze inkopen te doen en reden richting Montelimar.
Bleek dat indien we verder richting Montelimar hadden gereden en een stukje waren teruggereden er een comfortabele baan ons rechtstreeks ter plaatse had gebracht. Omdat het niet de laatste keer was dat de gps ons die loer draaide checken we nu eerst de hoofdbanen met behulp van, u raadt het al, het Michelinboekje of de landkaart.
Kamperen voor Dummies (vervolg)
Het belang van echte vrienden
Wat is er belangrijker dan vrienden? Vrienden waarop je kunt rekenen!
Die je door dik en dun bijstaan en waar je volop plezier mee kunt maken. Zij leerden ons kamperen en alles wat er bij hoort.
Hierbij denk ik met heimwee terug naar de vakanties die we met hen doorbrachten. Helaas slaat het noodlot soms toe als iemand van die vrienden komt te overlijden. De wereld van de wederhelft van de overblijvende partner stort ineen. Plots blijft er één vriend over… de harmonie, de samenhorigheid ontwricht. Niemand weet hoe zich te gedragen, te verwachten. Het verdriet is gemeenschappelijk, ongemeen hartverscheurend. Overspoelt door herinneringen snak je naar die dagen van toen maar je kan enkel elkaar troosten. Samen mijmeren naar alle momenten toen we nog met vieren waren.
‘Weet je nog…’
Automatisch herbeleef je alle mooie momenten, we schateren het uit… terwijl onze harten huilen. Na de overlijdens-ceremonie keert iedereen naar huis om zijn wonden te likken, het gemis een plaats te geven.
Tijd heelt alle wonden al blijft het gemis voor immer aanwezig. En je hoopt dat er nog ruimte is voor een hereniging. De drie musketiers zonder Dartagnan.
Plots is er dan dat telefoontje, een berichtje of een uitnodiging op facebook waar je hart sneller van begint te kloppen. In je hoofd vechten blijdschap en ontroering voor de eerste plaats. Toch breekt een gedachte door:
‘De dood heeft onze vriendschap niet kunnen verbreken!’ Wanneer, waar dat weet ik niet maar we gaan misschien terug samen kamperen om een band te koesteren die soms mooier is dan verwantschap.
Kamperen voor Dummies (vervolg)
De keuze van het seizoen
We hebben het al uitgebreid gehad over de verschillende manieren van kamperen, of liever… leer leven met de beperkingen van je aankoop.
Niet iedereen heeft de financiële mogelijkheden om een mobilhome of caravan te kopen. Soms moet je ook rekening houden met het trekvermogen van je voertuig. Dan biedt een tent of campingcar in beide gevallen een uitkomst, al is de campingcar natuurlijk kostelijker.
Laten we aannemen dat je de nodige fondsen hebt om een campingcar te kopen…
De campingcar staat hoger van de grond zodat de kans op natte slaapzakken tot het minimum wordt beperkt. Wees nu eerlijk dat klinkt al heel aantrekkelijk! Maar kan je auto het aan?
Kies je bestemming dan zorgvuldig; zonder te veel hellingen of bochten. Als de vrachtwagens je voorbijsteken wanneer je enkel in eerste versnelling, met kreunende motor, als een slak naar boven kruipt dan kan je beter Nederland kiezen in plaats van de Ardennen. Voor zover de keuze van het kampeermiddel.
Tijdens het Autosalon besluit je meteen een voertuig te kopen met voldoende paardenkracht zodat hierboven vermelde vernedering je wordt bespaard. Fijn! Je hebt het helemaal voor elkaar. Geen autobaan op deze aardbol kan je weerhouden om wanneer je maar wil op vakantie te gaan. FOUT.
Zolang het weer niet te nat, te koud of te winderig is heb je geen problemen maar hoe later in het jaar, hoe meer je kans hebt op een regenachtig, stormachtig, koud verblijf. Bovendien wordt het snel donker. Wil je niet met dikke duimen terug naar huis gaan, omdat je het verschil niet kan zien tussen de haringen die je in de grond moet kloppen en je hand, kan je best ter plaatse zijn voor de avond.
Heb je extra verlichting bij? Prima!
Je krijgt het idee om met een verlengd weekend in november naar een wintercamping te gaan in de Ardennen. Dus een weloverwogen campingkeuze. Je snort vrolijk de vrachtwagens voorbij, eens aangekomen stel je jouw spot op voor voldoende verlichting en de kinderen zitten veilig in de auto te wachten tot pa en ma de binnentent openklapt terwijl het stortregent. Dan besef je pas dat je campingcar is gemaakt met tentzeil dat langs de binnenkant niet mag nat worden omdat je door het aanzuigeffect van het water je knusse binnentent plots heel vochtig wordt. Je maakt de lussen van het dekzeil los en overlegt heftig met je partner hoe je dit gaat aanpakken. Ondertussen is je oudste kind uit pure verveling uit de auto gestapt. Het jongste kind kan niet uit haar maxi-cosy en brult verontwaardigd omdat ze alleen is en ondertussen glijdt je oudste spruit uit op de gladde grond. Als het gebrul in duet klinkt stijgt je bloeddruk en gaat je reactievermogen achteruit. Je partner is gelukkig een doordouwer, beschikt over een stem als een klok die de reeds aanwezige decibels moeiteloos kan overstemmen en roept:
‘Als ik nu zeg klappen we het binnengedeelte tezelfdertijd open en zorgen ervoor dat de tent niet aan de binnenkant nat wordt. Hou je kampeerhamer en haringen klaar zodat de wind geen vrij spel krijgt op de zeilen.’
Je hersenen beseffen amper wat je hebt gehoord.
(NU!)
Je worstelt met het openklappen om vervolgens als een Duracel-konijn met nieuwe lithiumbatterijen de zeilen strak te trekken tot je tong op je schoenen hangt. Je verzorgt de kinderen, inspecteert het binnenzeil op lekken om vervolgens volledig uitgeteld in je slaapzak te kruipen.
Je vrienden komen even later aan met hun caravan. Ze wilden nog samen met ons een slaapmutsje drinken. Heel attent van onze goede vrienden die voorzichtig de ritssluiting openden en meteen wisten dat het slaapmutsje niet nodig was.
Kamperen voor Dummies (vervolg)
Excursies Vercammen
Voor de lezers van mijn blog www.fannyvercammen.be zal dit verhaal u niet verbazen omdat veel van wat er werd neergeschreven als tips ook proefondervindelijk waren. Met andere woorden: leren met vallen en opstaan. Omdat ik heden ten dage nog steeds geconfronteerd word met het hiernavolgend verhaal wil ik, jullie lezers, deze unieke blunder besparen.
Er was eens…
Tijdens een van onze vakanties kreeg ik het lumineus idee het dichtstbijzijnde dorp van waar we kampeerden te bezoeken. Om te voet, langs een prachtige fiets- en wandelroute tussen de wijngaarden van la douce France tijdens een wolkeloze warme dag omstreeks 10 uur, een slordige 5 km te gaan wandelen. Heen en terug 10 km. Met de auto een boogscheut, langs de kronkelende wandel- en fietsweg het dubbel van de afstand.
We vertrokken goedgezind met ons vieren naar het pittoreske stadje dat we zo goed kenden om van een verfrissing en een hapje te genieten. De jongste dochter bleef op de camping met haar toenmalig vriendje die niet zo van wandelen hield.
We ondervonden algauw dat onze gekozen route geen enkel sprietje schaduw bood. Naarmate we vorderden steeg de temperatuur, én de discussies, of dit wel een verstandige beslissing was. Optimist als ik was bleef ik volhouden dat het niet meer zo ver was en we, eens aangekomen, van de plaatselijke culinaire heerlijkheden met een fris wijntje konden genieten. Enfin het zou de moeite waard zijn!
Drie uur later kwamen we uiteindelijk toe in het bewuste dorpje.
Wat bleek? Alle winkels waren ondertussen gesloten... We zagen scheel van de honger en ons lichaam snakte naar iets vloeibaars. Moedig en jong als het toenmalige vriendje van onze oudste dochter was stelde deze voor om zelf al eens een kijkje te gaan nemen of er iets van horeca in de buurt open was. Hij zette het op een loop – het is nog altijd niet echt duidelijk of het een vlucht- of reddingspoging was – om na een tijdje terug te verschijnen met informatie. Hij was ergens binnengestapt in de hoop om alvast enkele belegde broodjes te bemachtigen en waar we terechtkonden om iets te drinken. Hijgend legde hij uit dat zijn Frans onvoldoende was om uit te leggen wat een belegd broodje was.
De bereidwillige Fransman kreet uiteindelijk uit:
‘Haaa, des sandwiches!’
Dezelfde man kon onze koene ridder niet helpen maar een eindje verder, in het centrum van het dorp, zou een horecazaak ons wel kunnen helpen. Terug verenigd sleurden we ons voort naar het dorpsplein waar weliswaar een Romeins bad met fontein stond waar men echter niet van kon drinken (non buvable!). Blij als kinderen bespetterden we elkaar en verfristen onze rood aangelopen hoofden in het 2000 jaar oude Romeinse bassin. Dichtbij konden we eindelijk iets drinken en een kleinigheid eten wat de moed er terug inbracht tot we beseften dat we nog terug moesten. Mijn echtgenoot – zo maken ze niet meer – die een half jaar daarvoor een ingreep had ondergaan voor een heupprothese wond zich ondertussen behoorlijk op omdat had zich afvroeg of al die kilometers wel verstandig zouden zijn voor zijn revalidatie. Lievemoederen hielp niet, dus nam iedereen zijn moed in beide handen om de terugreis aan te vangen. Het wandeltempo zakte zienderogen onder de nog steeds stralend hete zon. Mijn echtgenoot en ik sukkelden verder met de moed der wanhoop terwijl mijn oudste dochter en haar vriendje vooruitliepen, voor de ergste nood te lenigen, naar de camping om flessen water te halen. Met ons tweetjes liepen we verder tot we een eenzaam huisje tegenkwamen van de plaatselijke schilder. Gelukkig was de man thuis en onze kennis van de Franse taal ruim voldoende om water te vragen aan deze sympathieke schilder. We deden een babbeltje en voorzien van twee flessen water gingen we terug op weg. We namen een binnenweg om de camping te bereiken.
Kennis is macht!
Tot grote verbazing van onze oudste dochter en haar vriend bereikten we de caravan.
Als uit een mond klonk het:
‘Zijn jullie de zus en haar vriendje niet tegengekomen?’
‘Nee.’ Antwoorden wij naar waarheid.
Op dat moment verscheen onze jongere dochter en haar toenmalige vriend duvelend onze kampeerplaats.
Boos en ongerust vroegen ze ons waarom we elkaar niet waren tegengekomen. Blijkbaar had onze oudste dochter haar jongere zus verteld dat we in nood waren: uitgedroogd en kreupel.
De misverstanden werden opgelost, het ongenoegen gecentraliseerd.
‘Excursies Vercammen, nooit meer!’
Deemoedig gaf ik hun gelijk.
Kamperen voor Dummies (vervolg)
Je buren.
Men zegt: ‘Beter een goede buur dan een verre vriend.’
Of het huis van steen is, van tentzeil of van plastiek, ook hier geldt het aangehaalde citaat.
Kampeerders zijn speciaal in hun soort, in de goede zin. Af en toe zit er eens een mierenneuker of een ezel bij maar die vinden we aan de cafétoog ook.
Is het de vakantiesfeer, de natuur, het gevoel aan vrijheid… feit is dat de meeste kampeerders goedhartige mensen zijn die verdraagzaamheid hoog in hun vaandel dragen.
Ben je niet in het bezit van een ‘Moover’ (op afstand bedienbare motor voor het aandrijven van de wielen) waarmee je de caravan zonder moeite kunt parkeren tot op de centimeter, dan weet je waarom ze kamperen de sportieve vakantie noemen. Je riskeert meteen een spierscheur of een verschot omdat je spieren functioneren naargelang de hoeveelheid beweging tijdens het jaar. Als je hoofd rood aanloopt weten de andere kampeerders meteen dat je gymabonnement geruime tijd verlopen is of je interesses ergens anders liggen. Dit is het moment waar je buren spontaan komen aanlopen om je onbaatzuchtig te helpen met het plaatsen van de caravan. Ontroerd ben je onmiddellijk bereid om je voorraad zorgvuldig uitgekozen bieren te ontstoppen.
Geloof me, Belgisch bier brengt er meteen de sfeer in.
Voor je het weet heb je een schare bewonderaars waaraan je niets kan misvragen. De vrouwen kijken goedkeurend toe of genieten mee. Geen jaloezie, na-ijver of lasterpraatjes. De wereld is mooi! Net als in het trouwboekje steunen we elkaar in voor- en tegenspoed zonder er één handtekening werd gezet.
En net als bij een geslaagd huwelijk wordt er om beurten een feestje georganiseerd. Toegegeven niet zo luxueus, eerder primitief maar niet minder leuk, totdat het uurwerk 22u aangeeft.
Als bij toverslag zakken de decibels tot het gemurmel van het plaatselijk beekje, de stoelen worden rond een spaarzaam lampje gezet zodat alle aanwezigen samenzweerderig hun hoofden naar elkaar toe neigen om het gesprek toch voort te zetten of af te ronden. Bestaat er een heiliger moment? De adem, de geur van totaal onbekende mensen vermengen zich alsof ze nu één zijn, Goed nieuws voor wie met de tent kampeert. Ja, ook u kan het wonder van samenhorigheid beleven. Onervaren of is het lang geleden dat je de tent in elkaar hebt gezet? Dan kan het gebeuren dat je meer tentstokken overhoudt dan voorzien in het plan – wie heeft er nog nooit een Ikea kastje in elkaar gezet – ook dan komen de buren toegesneld met hun logisch denken waardoor de hiervoor beschreven ceremonie vanzelfsprekend wordt.
Geen heren of knechten, Broederschap, zusterschap, vrede… Er is nog hoop voor de wereld.
‘Camper, live long and prosper ‘(.)
Kamperen voor Dummies (vervolg)
Luister altijd naar de autochtone bevolking.
Ondertussen weet je dat de keuze van plaats op de camping cruciaal is.
Een wijze les: niets is wat het lijkt.
Raadpleeg de mensen met vaste standplaatsen, de habitués of de campinguitbaters of je tijdens het verblijf met iets moet rekening houden bij veranderende weersvooruitzichten.
Misschien is een voorbeeld hier wel op zijn plaats…
Je gaat bijvoorbeeld naar Oostenrijk.
Het weer is er zo schitterend dat zelfs de Provence in Frankrijk je niet kan bekoren.
Om zes uur ’s morgens in Oostenrijk zijn de ‘marcellekes’ populair zonder het bijhorende kippenvel. Je bent blij met de vele bomen waaronder je, indien gewenst, toch kunt genieten van een broodnodige koelte. De heerlijke geur van rijke bebossing is beter dan een verblijf in een luxe-sanatorium. Je longen genieten volop. Fijn stof en milieuvervuiling zijn een ‘ver van mijn bed fenomeen’. ’s Nachts slaap je heerlijk!
Je hebt het geluk dat de camping een plaatselijk restaurantje heeft waar je rijkelijk kunt genieten van het smakelijk eten, vriendelijk joviale mensen, de muziek zorgt voor ambiance en je verbroedert met de al- dan niet plaatselijke bevolking. Wir sind alle Freunde untereinander!
Een vreugdevuur in openlucht maakt het beeld compleet. Aan hout geen gebrek. Naast de receptie staan stapels houten paletten in overvloed. De oudgedienden die op de camping staan maken er veelvuldig gebruik van.
Je denkt bij jezelf:
‘Zoveel gedoe voor een paar weken vakantie! Daar begin ik niet aan. Als ik tijdens mijn vakantie moet gaan knutselen kan ik evengoed terug gaan werken of thuis blijven. Morgen een warmteonweer en daarna een paar dagen met minder hogere temperaturen. Boh!’
Schnaps und bier, bier und Schnaps. Vrolijk vier je verder.
De kinderen slapen in hun eigen tent en je bent helemaal in de 'mood' voor een vrijpartij.
Het aangekondigde warmteonweer barst de volgende dag in alle hevigheid los maar de bomen bieden beschutting tegen de hevige regenval. Je zit gezellig in de voortent met een paar vrienden een kaartje te spelen tot het over is. Je goed humeur is plots over als je voeten nat worden en je kinderen hals over kop komen binnengelopen.
‘Al ons materiaal is nat! Het water stroomt als een bergrivier in onze tent!’
En je kunt de kinderen niet tegenspreken want het water dondert als een wildwaterbaan door je voortent. Plots denk je aan de jaren toen je nog met blokjes speelde:
‘Ik wil een heel hoge toren bouwen zonder dat hij omvalt!’
Het water sleurt je voorraad schoenen mee vanonder de caravan of wat dan ook. De temperatuur daalt ondertussen met 10 graden maar je voelt het nog niet omdat je als een gek zoveel mogelijk probeert droog te houden. En als je er dan in lukt kom je tot de constatatie dat je caravan, campingcar of mobilhome eruit ziet als een stapelhuis waar je zelf niet meer in past. Dit is het moment dat alle vermoeidheid en de frissere temperatuur je spieren laten kreunen.
Een vriendelijke buur bezorgd je paletten zodat je alles in veiligheid kan brengen maar wel verplicht wordt om de binnentent helemaal leeg te maken. Je sleurt met paletten, legt je doorweekt grondzeil erop, laadt je huisje op twee of vier wielen terug uit om tenslotte uitgeput op je bed neer te ploffen. Je voelt je al ziek worden en de kinderen zitten mee in de caravan te balen omdat al hun strips nat zijn geworden. Dan weet je met zekerheid:
‘De 'mood' zit onder het nulpunt en die vrijpartij kan je op je buik schrijven.
Kamperen voor Dummies
De keuze van plaats op de camping.
Meeste campings, vooral buiten het seizoen, verlenen je de gunst om zelf je plaats te kiezen. Je kuiert de camping rond met het plattegrond van de camping in je handen terwijl je alle mogelijkheden afweegt.
Dicht bij het sanitaire blok? Kantine, bij de speeltuin voor de kinderen, het zwembad, riviertje, een meer of een rustig plaatsje met veel ruimte?
Je kiest voor een vlakke ondergrond, met een mooi uitzicht waar je ’s morgens wakker wordt door het gekwinkeleer van de vogeltjes. Er is een waterkraan aanwezig, zodat je niet steeds om water naar het sanitair blok moet lopen. Ben je in het bezit van je eigen chemisch toilet hoef je ’s nachts niet naar het sanitair blok te sprinten in de hoop dat je tijdig ter plaatse bent én er nog wc-papier aanwezig is.
Comfort!
Het gras kleurt frisgroen omdat de plaats weinig gebruikt word. Je eigen kleine paradijs voor de duur van het verblijf! Het weer is stralend, je geniet volop van de rust, de natuur, geen rumoerige kinderen… en toch krijg je het gevoel dat er gevaar dreigt. Een buikgevoel, het oerinstinct dat in elk van ons sluimert jaagt je cortisol (het vlucht- of vechthormoon)en je bloeddruk naar boven. Je vreest onverwacht bezoek te krijgen door beren, leeuwen of vampiers… met andere woorden je fantasie slaat op hol. Iets in je zegt dat dit plekje te volmaakt is maar het aangename zonnetje en het wit wijntje sussen je in slaap. Tijdens de nacht hoor je het geluid van de donder, de hemelsluizen gaan open, je hoort het trommelen van de regen op het dak van je caravan en betreurt het lot van je campinggenoten:
‘Ach de stakkers die in een tent liggen.’
In je caravan of mobilhome of zelfs campingcar zit je hoog genoeg van de grond om geen last te hebben van binnenstromend water. Een beetje regen ’s nachts is goed voor de natuur, door de koelte kan je beter slapen en de vooruitzichten zijn dusdanig dat je wakker wordt door een schitterend zonnetje. Geen wolkje aan de hemel.
Goed uitgeslapen wakker, stap je uit bed om te ontbijten in de binnentent of lekker in de openlucht.
Je stapt op het opstapje en weet plots waarom dit plekje zo rustig is als het lichtgewicht kampeergerief ronddobbert op een, als bij toverslag, nieuw gevormd meertje. Verdwaasd kijk je in het rond waar drie stroompjes nog water afvoeren van de hoger gelegen terrassen naar je para-plas-dijs.
Ga nooit in een dal staan!
Gebruik geen plastiek onder je grondzeil.
Als het water rond je kampeerplaats is verdwenen blijft de grond onder het plastiek zeil nog zeer vochtig en laat het zonnetje het voorheen groene gras lekker gisten. Als je hof van Eden begint te ruiken naar je gft-bak zit er maar één ding op: opkrassen.
Wordt vervolgd met: Luister altijd naar de autochtone bevolking.
Kamperen voor Dummies (vervolg).
De juiste uitrusting
De juiste uitrusting is alles, het gebruik ervan? Minstens even belangrijk.
De meest gemaakte fout van beginnende kampeerders is het overbelasten van wat je meetrekt. Bij politiecontrole kost het je een fikse boete en het achterlaten van je hebben en houden, tenzij je de status van politiek vluchteling inroept of een oorlogsland tracht te ontvluchten. Ik vrees dat België niet in aanmerking komt.
Kamperen met een beetje comfort? Ja maar dat wil niet zeggen dat je alles kunt meenemen. De keuze van wat je meeneemt is geen sinecure.
Vooraleerst; kies licht, niet breekbare borden en glazen. De potten zullen het schudden wel overleven, het eetservies van oma zaliger…
Ga je kamperen met een campingcar of tent; zorg dan meteen voor een adequate verwarming en het hoeft echt geen elektrisch toestel te zijn. Wat ben je met een elektrisch verwarmingstoestel als je op een noodcamping komt?
Ik hoor je al denken: ‘Wat is een noodcamping?’
Simpelweg een camping waar je een nacht of twee verblijft alvorens zo snel mogelijk verder te reizen.
Zulke campings worden meestal gekozen om de beginnende kampeerder af te schrikken. Het water moet je gaan halen met een jerrycan op een centraal gelegen plaats. Het valt plots op met hoe weinig water een mens zich kan redden. Het sanitair van voor de oorlog 14-18 (werd geklasseerd door de afdeling cultureel erfgoed), de elektriciteit van zes Ampère is niet per staanplaats.
Heb je een speciaal voor kamperen voorziene koffiezet? Ga dan gezellig bij je buren langs om te bepalen wie er nu koffie gaat zetten. Om de haverklap naar de beheerders van de camping stappen om de elektriciteit terug aan te zetten kan personaliteitsstoringen in de hand werken.
Koken gebeurt meestal op gas, dus koop meteen een koppelstuk met twee gasslangen. Eentje voor het voedsel mee te bereiden en eentje voor de verwarming.
Heb je maar één toevoer? Niet erg, een paar stevige echte aardewerken bloempotten zijn voldoende om je tent of campingcar of te verwarmen.
Gebruiksaanwijzing: zet de bloempotten omgekeerd op het kookvuur, sluit het gat af met een steen en laat ze lekker opwarmen. Wees dus kieskeurig bij de aankoop van de bloempotten, let op het label! Ze springen niet kapot en na een tijdje kan je de, in potten opgeslagen warmte, vrij laten circuleren in de tent door het steentje te verwijderen. Systeem lichtgewicht Leuvense stoof. Je lijdt geen kou en verhinderd onnodig gezeur.
Het weer nodigt je uit voor een gezellige BBQ…
Wees dan voorzichtig in de keuze van de BBQ. Kleine BBQ’s zijn handig maar als je niet gehurkt wil blijven zitten tot het vlees geschikt is voor consummatie, neem dan een BBQ op pootjes mee. Geen pootjes? Gebruik in geen geval het trapje voor het in- en uitstappen van het door de auto getrokken voorwerp. Door de warmte zou het kunnen dat het plots van vorm veranderd…
Natuurlijk neem je campingstoelen en tafel mee.
Je houdt van een beetje comfort? Dan is een relaxzetel waarin je kan liggen, het van het.
Opgelet: zet nooit je relaxstoel op een hellend vlak! Zolang het gebruik van de stoel wordt beperkt tot het zitten zal het geen probleem zijn. Wie echter voor het maximum comfort gaat en de zetel in ligstand zet kan in een penibele situatie verzeilen. Al zijn er geen ijsbergen in de buurt je ondergaat het lot van de Titanic. Wie lenig genoeg is kan zich nog behelpen met een achterwaartse koprol, de stijve harken onder ons blijven meestal hulpeloos met de benen in de lucht trappelen tot hilariteit van je kampeergenoten. De buren kijken verrast op van je capriolen en delen in de vreugde terwijl je zelfzekerheid pijlsnel daalt.
Het voordeel is dan weer dat je buren je telkens toelachen als ze je zien. Iedereen weet: het beste vermaak, is leedvermaak. Veel plezier!
Volgende keer: De keuze van plaats op de camping.
Kamperen voor Dummies (vervolg)
Als het weer niet meezit?
We weten nu dat kamperen op verschillende manieren kan door met tent, campingcar, caravan of mobilhome te reizen. Er is ook de mogelijkheid om op een camping een gezinstent, chalet, bungalow, ja zelfs een appartement of huisje te huren.
Dan denk ik bij mezelf: ‘Waar is het avontuur, vrijheid, het gezapig genoegen van ontspannen reizen naartoe? Wat als het weer op je vakantieplaats niet meezit?
Je hebt gereserveerd, er voor betaald, zit vast in een kleine woonst waar de kinderen zich doodvervelen omdat ze niet kunnen buitenspelen.
Weg de ontspanning van je dierbare vakantie!
Ofwel zoek je vertier, dat meestal geld kost, in het plaatselijke stadje, of kijk je heel de dag televisie in de kantine, je bungalow e.d.,
Indien aanwezig kan je gebruik maken van de, meestal gebrekkige, wifi.
Plan twee: gezelschapsspelen; allerlei spelletjes op je gsm, laptop, spelletjescomputer… wat dan ook. Of je volgt een snelcursus ‘Hoe blijf ik kalm?’
Je kijkt naar buiten vanuit je duurbetaalde schuilplaats terwijl alle mogelijke calamiteiten die de weergoden ook maar kunnen bedenken je belagen tot je besluit volgend jaar thuis te blijven.
Met andere woorden: je vakantie is om zeep!
De moraal van het verhaal?
Laat je nergens vastkluisteren, blijf mobiel en luister naar de zoetgevooisde stem van het KMI.
Vluchten kan dus nog wel maar dan liefst naar de stabiele hogedrukgebieden die niet altijd in het zuiden liggen. Bij de les blijven!
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat je garanties hebt voor de hele periode: een plaatselijke windhoos en een hevige stortbui kan voor heel wat narigheid zorgen.
Willen de kinderen in een eigen tent slapen zorg er dan voor dat je mobilhome, caravan of campingcar een buffer vormen tegen de heersende wind, anders kan je, meestal in het midden van de nacht, je kroost depanneren die op punt staan op te stijgen en sta je als een idioot in je onderbroek te roepen om net als andere gedupeerden aan de tent te gaat hangen omdat een ballonvaart plots wordt ingepland in je reisplannen.
De keuze van je plaats op de camping is van cruciaal belang. Ga niet in een dal staan! Bij hevige regen dobberen je kinderen weg of stap je uit de caravan, mobilhome of campingcar en sta je tot je enkels in het water. Dan is het privé zwembad té dichtbij.
Volgende keer:
De juiste uitrusting.
Kamperen voor Dummies
Inleiding
Haaa zon, zee, tussen bossen en weilanden of in de nabijheid van een pittoresk stadje.
Kamperen… vrijheid, blijheid, nieuwe mensen leren kennen, geen moeten. Word je dronken geen boeten.
Ik meen het, er gaat niets boven kamperen!
De kinderen kunnen heel de tijd ravotten met leeftijdgenootjes, worden sociaal, leren al spelend andere talen. Het is goedkoper, milieuvriendelijker dan het vliegtuig, gemakkelijk als je geen zin hebt om in de file te blijven staan en alles bij je hebt. Besluit je een dutje te doen dan kan je gebruik maken van de vele rustpunten onderweg.
Kamperen met de tent, te voet of met de fiets, campingcar, caravan, mobilhome… De keuze is legio en veel betaalbaarder. In alle landen kan je in het voor- of naseizoen goedkoper kamperen. Geen centje pijn. Onze Noorderburen hebben het al lang begrepen. Buiten het seizoen in een acsi-camping, meestal door Nederlanders zelf beheerd, overheerst… sorry, ik haal de woorden soms door elkaar. Je vindt en hoort ze overal.
Geen gezeik met de taal: ze spreken Nederlands en wij ook. Zo worden misverstanden vermeden behalve als je, in mijn geval, Aaaaantwaaarps praat.
Niet erg, onze Noorderburen worden er door gecharmeerd, al verstaan ze er geen moer van! En raar, maar waar, als Vlaming praat ik dan… plots Nederlands met een accent. Ik geloof dat ze het ‘Hollands’ noemen.
‘Wat leuk… ach wat sneu… als daar maar geen gesoddemieter van komt… Doei!’
Geen kwaad woord over onze Noorderburen! Nederlanders praten vlot Engels, wij Belgen een mengelmoes aan talen, daarvan geen enkele correct.
Talen zijn voor ons Belgen een overlevingsstrategie.
Al onze buurtstaten zijn in ons land op bezoek geweest voor een korte of langere tijd. Wat doe je dan? Je wilt toch niet ongastvrij zijn of het tijdelijke voor het eeuwige verwisselen. Je past je aan. Survival!
Was het niet Darwin die zei: Survival of the fittest? Ze hebben daarna zijn uitspraak een beetje veranderd:
Het zijn niet de sterkste soorten die overleven en ook niet de meest intelligente. ‘Maar de soort die het beste reageert op veranderingen.
Charles Darwin
Engels medicus en bioloog 1809-1882
Wel daar ben ik volkomen met eens. Arabisch gaat ons niet zo goed af… maar dat is een kwestie van tijd.
Kamperen breekt alle taalbarrières, maakt je geliefd én intelligent.
In de volgende afleveringen wordt hier dieper op ingegaan. Maar laat mij toe u met uw keuze te feliciteren.
De volgende episode:
Als het weer niet meezit?
CENSUUR
Het eens zo gevreesde woord boezemt me niet langer angst in.
Het woordje censuur las ik voor de een of andere reden in twee stukken, namelijk ‘cense’, ‘gevoel’ in het Engels en ‘suur’ waarvan ik ‘zuur’ maakte. Bijgevolg: zure gevoelens. Vermits ieder mens fantasie heeft creëerde mijn linker – of is het rechterhelft – van mijn brein een niet al te fraai beeld van de Homini-censura. Een magere man in een donker pak met een brilletje op de punt van zijn neus, een magere vrouw met een streng knotje, smalle mond en het onvermijdelijke brilletje, waarover beiden je rigide aankijken met een blik die doet vermoeden dat hun gevoel voor humor al bij de geboorte geamputeerd werd. Het duo zit aan een groot bureau waarin een enorme versleten tapijt op de grond ligt, in een donkere kamer, waar het daglicht, angstvallig door zware draperieën verbannen wordt brandt een felle bureaulamp. Tegenover hen op een krakkemikkelig stoeltje doordrongen met de geur van angstzweet zit de auteur.
Blijkt dat ik dit helemaal verkeerd heb ingeschat.
Vergelijk het met politiemannen- en vrouwen in België die bijna een ceremoniële functie hebben gekregen. Ze hebben wel een wapen maar ojee als ze ermee schieten. Zoveel staat er niet meer op het spel. We hebben een open-debatcultuur, voorlichting, psychologen, psychiaters en allerlei mensen die moeilijke thema’s niet langer uit de weg gaan. Integendeel. We omarmen de wetenschap en verbranden vele ‘heilige huisjes’ om de delinquent te vergeven of te begrijpen. We zijn allemaal, of toch bijna, kinderen van de verlichting die niet sidderen voor God of Duivel. Natuurlijk zijn sommige thema’s, weliswaar gezegd of geschreven, zo wansmakelijk dat ze afschuw veroorzaken. Gruwelijke moorden, kindermisbruik, slavernij, uitbuiting, groepsverkrachting, volkerenmoord of vervolging van minderheden. We hebben het allemaal eens gezien, gehoord of besproken. Wie eraan twijfelt zet best het nieuwsbericht op. Er zit ongetwijfeld wel iets naar uw gading bij.
U kunt kiezen voor het geschreven of gesproken woord.
Wil je zelf iets publiceren wees dan gewaarschuwd. Wil je het uitgeven? Begin te beven.
Ik volg het programma ‘Master chef’ waarin censuur wordt toegepast op drie koks die het hart uit hun borstkast rukken tijdens het koken en samen opdienen met gerechten die ze aan een aantal criticasters in chique kledij voorschotelen. De presentators beoordelen het zelf ook eens zodat er geen twijfel bestaat wie geveld gaat worden door het zwaard van Damocles. Dan worden de ongelukkigen verjaagd uit de tempel des heren met ‘good luck’, een vriendelijk woord. Geef toe het kan onpersoonlijker en onbeschaafder. Maar ja dat staat niet sympathiek voor de televisiemakers. Nu zit ik in hetzelfde schuitje als de drie koks af te wachten of ik de eindtermen zal halen.
Schrijven, het doet iets met je. Die onzekerheid: was ik niet te sarcastisch… To be Azerty of niet?
Censuur bestaat in grove of fijne penselen. Gelouterd ga ik door, of het lot van zovelen op de slushpile delen? Het zwarte pak, het knotje en de strenge blikken zijn nu verdwenen door sympathieke mensen.
De censuur blijft.
De herfstblues
Ik zal niet de eerste of de laatste zijn
met een gloeiende hekel aan de donkere dagen.
De bomen schudden de mooiste kleuren van hun takken,
vormen ritselende tapijten in felle kleuren
met de geur van natte bladeren,
kruiden en een verscheidenheid aan noten
die de zintuigen prikkelen.
Het is alsof moeder natuur haar uiterste best doet
om ons af te leiden van het korten van de dagen.
Dit jaar heeft de algemene droogte
de bladeren vroegtijdig laten vallen
toch is het geleidelijk gebrek aan licht,
de eigenlijke schuldige aan het jaarlijks herfstseizoen.
Ach, dichterlijke zielen met een overschot aan vitaminen D
zullen met de glimlach de bossen en parken bezoeken.
Enthousiast noten verzamelen, paddenstoelen bewonderen
en als kleine kinderen de bladeren naar boven schoppen
genietend van hun apart aroma.
Wind noch regen belet hen om flink aangekleed
met stevige schoenen de luttele lichturen weg te stappen
om daarna in een brasserie of eetcafé,
bij kaarslicht, een koffie of iets sterkers te gebruiken.
Tevreden dat ze de elementen hebben getrotseerd
blijven ze nakeuvelen en wisselen met onbekenden
emailadressen uit om de mooiste foto's te vergaren.
Romantisch... niet?
Gezelligheid troef!
Ik gun het hen van harte.
Persoonlijk behoor ik tot de groep
melancholieke depressievelingen
waarvoor de apotheek de dringenste reden is om buiten te komen.
Een goed gevuld 'Pharma-zakje' met vitaminen D, anti-depressiva,
koortswerende middelen en een hoestfles helpen me de blues te bestrijden.
Romantiek, gezelligheid op de sofa met een beker thee en iets om te snoepen.
Eten geeft altijd een goed gevoel tot de weegschaal er aan te pas komt.
Dan heb je er een schuldgevoel bij.
Toch moet ik elke dag buiten voor 2 flinke vierpoters:
een Labrador en Golden Retriever.
Met een glimlach zie ik hen beiden in de bladeren roeffelen,
of het nu regent of niet.
Soms kleddernat of onder de modder komen we samen thuis.
De tongen hangen uit hun bek, glinsterende ogen,
nog steeds blij betrekken ze me in hun spel.
Liefdevol droog ik ze af, geef ze iets extra en ververs het water.
Intens genietend gaan ze dan op hun matras liggen
en sluiten hun ogen voor een dutje.
Soms kruip ik mee op hun matras die ze blij delen,
ze schurken zich behaaglijk tegen me aan.
Dan gebeurd er een wonder...
ik glimlach zielsgelukkig, de zon schijnt in huis.
Gigi, een labrador-pup geboren in Tsjechië bij een broodkweker, besteld door ondoordachte mensen. Gedumpt door onwetendheid na 10 dagen in het dierenasiel van Mechelen. Overgelaten aan de schikgodinnen.
Misty, onze jonge golden retriever, kon niet aarden zonder haar overleden oude vriend Sunshine. Wij konden de leegte niet opvullen, ze was nooit alleen geweest.
Zo kwamen we op het idee om voor haar een speelgenootje te zoeken. Ditmaal een pup uit het asiel om een gouden nestje te geven. Het was liefde op het eerste zicht.
Met grote ogen keek Gigi naar dat groot wit beest dat hem voorzichtig benaderde, besnuffelde en uitdaagde om te spelen. Na wat overheen en weer geloop, had Misty, Gigi zijn hart gestolen. Ze waren voor elkaar gemaakt.
Zo enthousiast Gigi was met honden, voor mensen was hij op zijn hoede.
Zo jong hij nog was, mensen hadden hem waarschijnlijk het leven niet gemakkelijk gemaakt. Hij was jonger dan op zijn paspoort, had geen puppy-vet meer en kende geen gras om zijn behoefte op te doen. Mijn hart brak van zoveel onrecht, keek Gigi in zijn ogen en zette me op mijn knieën om me kleiner te maken. Ik sprak zacht, met hoge stem en alsof Misty me begreep kwam ze bij mij staan alsof ze wou zeggen: ‘Het is goed.’
Gigi liet zich door mij aanhalen tot aan mijn schoot, likte mijn vingers en keek me met zijn grote bruine ogen aan. Met een schok besefte ik dat hij met zijn oogcontact mij zijn vertrouwen gaf. Ik drukte het beestje tegen mijn borst met een dekentje rond zijn mager lijfje en liet het niet meer los tot we thuis waren. Gigi deed soms domme dingen omdat hij nog niet beter wist, meermaals ons geduld op de proef stellend, hij gaf heel zijn hart. En… zijn pootjes. We hadden al snel door dat er iets mis was met zijn pootjes. De dierenarts gaf ons de raad te wachten tot zijn pootjes volgroeid waren alvorens in te grijpen. Op zijn tien maand viel het onherroepelijk verdict: Retrievers zijn gevoelig voor hun ellenbogen, door losse stukjes kraakbeen liep hij mank. Gelukkig heeft hij nog geen artrose en kan het euvel worden opgelost met behulp van een kijkoperatie… aan beide benen, in de hoop dat ze daarna niet moeten worden rechtgezet.
‘Het is niet eerlijk!’ dacht ik, ‘Zo jong en nu al mank…’
Ondertussen groeide onze vastberadenheid: geld is vervangbaar, onvoorwaardelijke liefde niet.
GEHOORSPEL IN HET AAANTWAAAARPS
HET OUD KOPPEL
Spelers:
De Dood
Fons
Marie
Rosa (de overleden moeder van Marie)
Lucien (de overleden broer van Marie)
Camille (de overleden vader van Marie)
Jef (overleden aanhouder van Rosa)
Willy (onschuldig nichterig slachtoffer van Camille)
Het oud koppel (Fons en Marie, zij hoort niet goed en hij ziet niet goed) zitten in hun zetel. De vrouw is een heel lange sjaal aan’t breien, de man probeert zijn gazet te lezen, maar de priemen van zijn vrouw zitten in zijn weg. Hij begint er zich aan te ergeren.
GELUID VAN PRIEMEN EN GERITSEL VAN EEN GAZET
Fons : ‘Marie....Marie is die sjaal nog ni af?!’
Marie: ‘Da ziedde toch? Zenne ik nog oan’t breien?’
Fons: ‘Ja da zien ‘k. Veur wie is die sjaal?’
Marie: ‘Da ziedde toch? Voor ons kleinkind!’
Fons : ‘Ik wist ni dat onze kleinzoon een giraf was?’
Marie: ‘Wa zeide?’
Fons: ‘Ik dacht dattem al lang genoeg was.’
Marie: ‘Wat is’t stoort het?’
Fons: ‘Nee, nee.’ (mompelend): ‘Als die priemen messen waren hadden we ne papierversnipperer.’
Marie: ‘Wie is er hier ne zeveraar? Hoorde mij na zagen over die
encyclopedie aan gazetten die er oep tafel ligt.’
Fons: ‘Ge wet toch da’k ni goe zie? Ik heb mijnen tijd nodig.’
Marie: ‘Oewen tijd nodig? Gisteren zen ze veur den eerste keer op de
maan geland volgens oe gazetten!’
Fons: ‘Ge drijft wer over. Ik sta mor een meund achter.’
Marie : ‘Achter? Gij komt nog te laat oep oe eigen begrafenis!’
Op de achtergrond sinister gelach.
Fons: ‘Wie is da? Hedde gij dat oek gehoord Marie.’
Marie: ‘Ik dacht dat oewen beer aan’t grollen was.’
Fons : ‘Iemand was aan’t lachen ja.’
Marie: ‘En ik moet wer gaan zien zekers? Kunde wer aan de koekskes
zitten! Ge wet wa menier doktoor heeft gezegd.’
Fons : ‘Ja, als’t eten oe ni aansta kunde er beter ni van eten.’
Marie: ‘Wa zeide?’
Fons : ‘Da’k er ni van gaan ete.’
Marie: ‘Alez, ik gaan is zien.’
Marie laat een kreet en daarna geluid van snel schuifelende sloffen.
Fons : ‘Ha, meneer pastoor da’s lang geleden. Ga zitten. Taske koffe?’
De dood (met een zware luide stem): ‘Nee merci Fons, ik kom ni veur de koffe.’
De Dood begint sinister te lachen.
Marie: ‘Fons! Ziede gij da ni? Da’s Pppppitje.’
Fons: ‘Pitje wie?’
De Dood (met zware stem): ‘De Dood. Pitje De Dood.’
Fons: ‘Tiens, gij moet ne nieve pastoor zijn.’
Marie: ‘Fons! Zet oewen bril oep!’
gerommel
Fons: ‘Marie! Zegt dat ni waar is?’
De Dood (lacht sinister) :’Veur één van olle twee is den tijd gekomen. Ge meugt is raden?’
Fons: ‘Veur heur!’
Marie: ‘Veur hem!’
Fons : ‘Pakt heur maar mee, ik heb mijn gazetten nog ni uitgelezen.’
Marie: ‘Wa zeitem?’
De Dood: ‘Da …’
Fons: ‘… gij niks hebt te vrezen.’
Marie: ‘Da dacht ik wel. Ik heb altijd een deugdzaam leven geleid. Ni gedronken en ni gesmoord en ni naar ander venten gezien.’
Fons: ‘Een deugdzaam leven? Wie zedde gij? Gij ze mijn vrouw ni?’
Marie: ‘Watte? Godde gij na zeggen da’k nooit mijn devoeren heb gedaan? Da’k ni heb gekokt, menier met z’n zatte botten ni heb gesoigneerd. Nooit m’n bloemeke heb weggegeven buiten aan menier hier. Of is da zo ni menier De Dood?.’
De Dood (schraapt zijn keel): ‘Wel heu ’t is te zeggen da….’
Fons: ‘Zeg Pitje, mannen onder mekander. Wa kunnen vrauwe goe doen? Zagen! Pakt ne mens eens een pintje dan zit het er direkt bovenoep. En mor zagen over da’k te laat was en da’k eens lachte nor Rosa van het café den Boemeleer.’
Marie: ‘Wa zeitem?’
De Fons: ‘Zwijgen hé?’
De Dood: ‘Zeg een bitje respect hé!’
Fons en Marie samen: ‘Sorry!’
De Dood: ‘Doar goan ne k’ik is bij zitte nadenken.’
Krakende stoel en getrommel van handen op hout.
De Dood: ‘Ha, koekskes!
Gerommel in een koekskesdoos.
Stilte
Geklop van een zogezegd koekje op een tafel.
Fons: ‘Een taske koffe? Dan kunde ze soppen…’
De Dood: ‘Nee merci, mijnen honger is over.’
Marie: ‘Alez Fons geeft Pitje een cognacske. Ge wet wel van die goeie…’
Een gazet wordt met een klap op de tafel gegooid
Fons: ‘Wablieft! Mijne beste cognac veur die zwarte frak hier! Zedde gij vergete voor wattem hier is?’
Marie: ‘Nee ik zen da ni vergete. Maar gij zeddou goei manieren vergeten!’
De Dood: ‘Fons na eerlijk gezegd moest ik zegge da Marie van olle 2 tenminste de meest gastvrije is.’
Fons: ‘Ha zit het zo? Ik dacht dat menier De Dood onkreukbaar was?’
Stappen en het geluid van glazen en een fles dat met een harde klap op tafel wordt gezet. Geluid van 2 glazen die worden gevuld.
Fons: ‘Schol!’
Marie: ‘Na godda wa zien sé. Ons moeder moest het zien! Zeiged altijd gezei. De Fons zwelgt gelijk nen tempelier, vloekt gelijk ne ketter en is veur niks verlegen.’
Fons : ‘Wette gij wa da ge kunt met oe moeder?’
Schoonmoeder Rosa: ‘Wat is’t met de schoonmoeder ? Kom wa hadde te zeggen?’
Fons: ‘’t Is ni waar he? Hedde gij die meegebracht?’
De Dood: ‘In deez geval meugen alle overledenen mee beslissen wie de meest deugdzame was en die krijgt dan extra tijd.’
Fons: ‘Hier met da glas!’
De Dood : ‘Héla!’
Fons : ‘Als het zo zit verlies ik met die pekelteef al oep voorhand.’
Schoonmoeder Rosa: ‘Zé mor zeker. Wette wat dien bandiet deed met zijn pree? De helft gaf hem ons af en met de andere helft gingen hem gokken en zuipen!’
Fons (al serieus beschonken): ‘Zegt er ineens bij hoe dat kwam?’
Lucien:
‘Ja na eerlijk menier De Dood, ons moeder kon mijn schoonbreur het bloed vanonder de nagels halen. Zii en m’n zuster zaagden hem heel de dag de oren eraf veur oep vacance te gaan. Mor die mens warkte zo hard dattem een verzetje nodig had.’
Marie: ‘Wie da we hier hebbe? De Lucien! Gette de Fons zo goe geholpen me warke da ge oe dood hebt gezopen!’
Lucien: ‘Marie, moeidoe ni!’
Schoonmoeder Rosa: ‘Lucien, gij moet zwijgen! Als Marie oe ni in huis had genomen weurde gesteurven als ne clochard.’
De Dood: ‘Ja, da’s waar.’
Marie, Lucien, Schoonmoeder Rosa, Fons samen : ‘Hebbe we oe iets gevraagd?’
De Dood (kleintjes): ‘Heu…..nee.’
Marie, Lucien, Schoonmoeder Rosa, Fons samen : ‘Zwijgt dan!’
De Dood (kleintjes): ‘Sorry….’
Lucien : ‘Zeg ma, gij zed anders oek geen brave zene. Zedde vergeten da ge me hun spaarcenten en oewen aanhouwer oep vacance ze gewest terwijl da ge had gezei datter was binnengebroken.’
Schoonmoeder Rosa: ‘Lucien zwijgt!’
Marie: ‘Wablieft! Als ge al ni dood was , vermoordde ik oe ter plekke!’
De Dood: ‘Da mag ni van…’
Marie, Lucien, Schoonmoeder Rosa, Fons samen: ‘Hoerek oe nog?’
De Dood (verontwaardigd): ‘Seeeeeeg!’
Geflapper van lakens.
Schoonvader Camille: ‘Da’s hier precies gezellig. En ge komt nog iet te weten, hé Rosa?’
Schoonmoeder Rosa: ‘Camille! Wa komde gij doen?’
Schoonvader Camille: ‘Ik hoerde een klein vogeltje fluiten.’
Schoonmoeder Rosa: ‘Ge bedoelt een ekster.’
Lucien: ‘Ik zen al dood ma, dan meude wa mier zeggen.’
Schoenmoeder Rosa: ‘Hedde dan oek ni gehoord ‘van de dooie niks dan goe?’
Terug geflapper van lakens.
Jef: ‘Ha dag Rosa! Da’s lang geleden.’
Geluid van een kus en Rosa slaat een gilletje.
Camille: ‘Pitje, wie is die flauwe plezante die aan die van mij heur gat komt?’
De Dood: ‘Da’s heure amand, Camille.’
Camille: ‘Wablieft?’
Jef: ‘Camille, zedde gij het half trouwboekske van dees lekker Bees?’
.
Camille: ‘Rosa, was het me deze plezante da gij aanhoudde?’
Rosa: ‘Ge moet na ni mier kwaad weurre hé Camille. Da’s zijn a koeien.’
Camille: ‘A koeien! Gijse del! Ik heb verdoemme de verkierde
vermoord!’
Willy(nichterig type) : ‘Hallokes! Dag schatten, ’t is de Willy. Heeft iemand mij erbij geroepen?’
Jef: ‘Nog a spook! Het is ierder bijgelapt!’
Willy: ‘Dag schat, kunde gij mij iens inlichten?’
De Dood slaakt een gilletje.
De Dood: ‘Willy, pollen thuis!’
Camille: ‘Willy, mijn oeprechte excuses. Ik dacht da gij me ons Rosa aanhield.’
Tegen De Dood: ‘En gij paljaske, waaroem hedde gij niks gezei?’
De Dood: ‘Subiet hemmekik het nog gedaan? Ik koom allien de zielen halen hé. Gij hebt geschoten!’
Willy: ‘Hmmm hot shot baby. Gij meugt bij mij nog iens komen schieten, schatteke.’
Camille: ‘Bleft van mij af! Pitje zegt er iens iet tegen!’
De Dood: ‘Daar moette bij God de vader zijn. Da’s mijnen rayon ni. Ik schep ni. Ik ruim oep.’
Camille: ‘On a hedde oek niks.’
De Dood snuift verontwaardigd.
Willy: ‘Pitje, trekket oe ni aan schat…’
Fons : ‘Als kik da zo hoer, zennik nog den braafste van den hoop.’
Lucien: ‘De braafste van ons allemaal is ons Marieke.’
Marie: ‘Nee das ni waar! Mijne Fons heeft toch altijd veur ons allemaal gezorgd. Hij gokte en hij dronk mor heeft nooit iemand belogen. Ik heb oek al is gelogen tegen hem. Wette nog da rood kleed da’k veur een appel en een ei oep de markt had gekocht, Fons?’
Fons: ‘Das zekers. Ge stond er zo schoon mee.’
Marie: ‘Da koste het dubbel.’
Fons (begint te lachen): ‘Maar me Suske toch, ik wist da… we hebben heel die week frikandellen gegeten. Maar toen ge da kleed aandee… Mijn princes.’
Marie: ‘Gij wist da? Gebt er nooit iets over gezei…’
Fons: ‘Maar mijne schat… ik was zo fier oep a. het schoonste en liefste maske van de straat.’
Marie (bletend): ‘Fonske, mijne lieve schat.’
Fons: ‘Kom d’in mijn armen mijn liefste Mieke.’
Iedereen (vertederd): ‘Oooooooh.’
Gesnuit
De Dood (snikkend): ‘Ik kan d’er ni tegen. ‘k zen veel te simenteel. Tis goe ik kom binnen vijf jaar nog iens terug.De liefde is zo schoon! Kom mensen we laten dees gelukkig koppel alleen.’
Stilte
Fons (nog wat beschonken): ‘N’en toffe vent, die Pitje.’
Marie: ‘Da’s waar de volgende keer doen ik m’n rood kleed aan.’
Fons (kwaad): ‘Bedriegster!’
Marie (lachend): ‘Zot jalours ventje.’
Uitgebreide kuskes
EINDE
Terug van weggeweest.
Tijdens de receptie met de boekvoorstelling van 'Steen op Steen' hebben de jongens van de journalistiek me onvrijwillig een flinke verkoudheid bezorgd. De zon scheen maar de wind was koud. Fotootjes binnen, fotootjes buiten en vice versa en dan lig je, voor je het weet, voor 14 dagen op apegapen en half dronken in je zetel. Een pijnlijke keel, hoesten - de longen uit je lijf - en een hoofd dat op barsten stond. Dat barstend hoofd kan natuurlijk ook te wijten zijn aan mijn echtgenoot zijn toegewijde zorgen. Zijn bezorgdheid noopte hem meteen de 'Lazarus'-methode toe te passen:
1 grote tas gewone thee, 1 borrel Strohrum, 1 lepel honing en een 1/2 citroen. Mijn keel was gesmeerd en ik was in een opperbeste stemming. Na drie tassen per dag besloten we ermee op te houden, het begon een alcoholverslaving te worden. Maar ik ben genezen!
Gorkum literatuurprijs
Met zijn zanderige polders en de zee.
Niet ver van Vlaanderen.
Draagt net als iedereen het verleden met ons mee.
Dwaasheid kan veranderen dacht de Paus en hield zich doof.
De Spaanse bezetting kleurde de grond rood uit liefde voor hun geloof
Gorkum en Vlaanderen wilden af van de Spaanse voogdij.
De plaatselijke held Lumey liet het er niet bij.
Voor niet ingeloste beloften en geloofsvrijheid namen de Geuzen de wapens op.
De Paus verklaarde de 19 opgehangen katholieke priesters tot martelaren, de Spanjolen kregen klop,
Geuzenleden, zongen geuzenliederen en liepen trots over de velden.
De Spanjolen betaalden kostelijk voor de Geuzen hun helden.
Hun wraak was even wreed als de Spaanse bezetter.
Fier schreven de Geuzen de gebeurtenis in de Nederlandse letter.
De Spanjaarden gingen overkop aan de haal.
Wat onze schepper denkt, is echter een heel ander verhaal…
God schudt zijn witte haren en haalt zijn schouders op.
‘Wanneer gaan de mensen nadenken? Deze schepping werd een flop.
’Maar één enkel eerlijk mens is meer waard dan een miljoen smeekbeden en rituelen.
Maar zijn we niet met te velen?
‘Zolang onschuldigen op aard rondlopen,
mag de zwartste ziel nog hopen.
ENGEL IN MEMORIAM
In een vorige column, nog niet zo lang geleden, schreef ik over de aanschaf van een ‘hondje’. Een pientere reu, met een speels karakter en een groot hart. Het totaal pakket: 45 kg. We gaven hem de naam Sunshine. Ons zonnetje. Een heel sociaal dier die door iedereen in ons dorp geliefd werd. Een lokale beroemdheid want mij kende ze enkel als het baasje van Sunshine. Een witte golden retriever die zich geregeld zwart maakte in de plaatselijke dreef. Toen we daarna naar huis gingen leek hij op een verwaarloosde straathond met een lach tot achter zijn oren. Het was zo een komiek zicht dat de toevallige passanten hardop begonnen te lachen en me veel succes wensten om hem terug wit te krijgen. Het was niet erg. Hij was een hond die pret had gehad. Die zijn energie kwijt kon en hiervoor zeer dankbaar was. In ons plaatselijk restaurant konden we rustig en uitgebreid eten zonder dat hij werd opgemerkt. Als we het restaurant verlieten verbaasde hij menig eter dat ze de grote hond niet hadden gezien of gehoord. Hij lag steeds onder de tafel een dutje te doen tot we klaar waren. Dan stapte dat grote beest fier als een pauw met ons mee. Hij kon een rauw ei in zijn mond nemen en netjes in iemands handen leggen zonder dat het brak. Nieuwsgierig als hij was bracht hij zelfs eens een egel mee. Hij had de stekels van het beestje tussen zijn tanden genomen zonder zijn lippen te gebruiken. Hij was gek op water en eten. Liet je per ongeluk al eens iets vallen dan haastte hij zich om het op te pikken en aan te geven en… kreeg telkens een koekje. Kwam ik met de wasmand boven nam hij steels een sok weg - die ik zogenaamd had laten vallen - van de stapel, om een koekje af te bietsen. Eén enkele keer had hij een konijn gevangen en kwam er linea recta mee naar mij. Hij gaf zijn prooi af, dat moest beloond worden! Toch kon ik het onbegrip in zijn ogen lezen toen hij enkel een koekje kreeg. Het was alsof ze wilden zeggen:
‘Meen je dat nou? Ik vang een groot konijn en krijg een pietluttig koekje!’
Vanaf dat moment nam hij zijn prooien in zijn bek mee naar thuis en gaf ze dan pas af. Voor een… koekje. Maar heel zijn lichaamstaal verraadde hoe fier hij was. Een slimme gehoorzame hond uit de duizend. We waren zielsverwanten. De keren dat ik voor een operatie naar het ziekenhuis moest en enkele dagen weg bleef maakte hem overstuur. We waren steeds samen indien mogelijk. We kamperen en wie zat er als eerste in het koffer van onze break? Sunshine, even gelukkig als wij om nieuwe dingen te leren kennen. In Frankrijk gingen we meestal naar een familiecamping met een groot meer, waar hij zo dikwijls als het kon in zwom als een vis. Zoveel mooie herinneringen, ik kan me niet eens herinneren dat hij ooit agressief was.
Begin dit jaar heb ik hem laten inslapen. Dat groot hart werd hem fataal. Voor dat hij enige ongemakken kreeg heb ik hem laten gaan. Ik had zo graag hem langer gehad, maar hem laten lijden? Oh nee! Die bewuste dag was ik mee op zijn matras gaan liggen met mijn armen om hem heen. Soms wilde ik hem niet teveel belasten met mijn arm en legde hem opzij. En telkens duwde hij zijn hoofd terug onder die bewuste arm. Heel de dag, tussen mijn armen, lagen we samen te wachten op de dierenarts. Het veto was onverbiddelijk: zijn hart was op. Hem langer in leven houden zou resulteren in het uitvallen van de vitale organen. Dat wilde ik niet. Hij had een goed, gezond leven gehad, vol plezier. Toen de dierenarts het spuitje om in te slapen gaf was hij al dood.
‘Kom jongen,’ had ik gezegd, we gaan slapen. Dit was het teken waarop hij gewacht had. Hij stierf heel rustig in mijn armen en met hem stierf ik zelf ook… van verdriet. We kunnen en willen niet vergeten: mijn engel Sunshine.
Kind verloren.
Kan dat ooit?
Je verliest een wedstrijd.
Je verliest bij het kaarten.
Je kind verliezen…
Je verliest je sleutels, je goed humeur… of je verstand!
Ja, de dood laat je niet kiezen.
Dan loopt waanzin en verdriet met je mee, hand in hand.
Als je kind er niet meer is… dan moet je dat verwerken
Weer een woord dat niet van toepassing is…
Met ‘verwerken’, sla je de bal totaal mis.
Een kind is niet ‘iets’.
‘Iets’, is zoals een fiets.
Een kind schenkt,
onvoorwaardelijke liefde, waar we gaan of staan,
Ben je rijk of arm, het is een feit.
Dat raak je nooit meer kwijt.
Wentel je niet in het verdriet.
De tranen die je stort, vervangen het geschenk niet.
Het mooiste eerbetoon voor het verloren leven.
Is het warm gevoel als je denkt aan je kind, doorgeven.
Kerststress
Ieder jaar hetzelfde liedje.
Een gewoonte, die ik eerlijk gezegd zelf heb aangemoedigd; de familie en soms ook vrienden bij ons thuis.
Cadeautjes, gezelligheid en… moeder kookt.
De stress zorgde voor de broodnodige adrenaline.
De laatste twee jaar stonden de twee dochters aan mijn zij om elk iets van het diner te maken.
De oudste maakt meestal een voortreffelijke soep, de jongste een verrukkelijk dessert en voor het hoofdmenu sta ik garant. De voorafjes worden meestal gezamenlijk gemaakt onder het toezicht van de vader des huizes die de moeilijke taak van het keuren op zich neemt. Waarschijnlijk nog een erfenis van onze voorouders wanneer de mannen op jacht gingen en de prooi kozen. Sommige gewoonten zijn nu eenmaal moeilijk af te leren.
Alle restjes worden, letterlijk en figuurlijk, vingervlug weggewerkt tijdens de eerste ‘hongertjes’ tot alles netjes én vlotjes op het plateau past. Alle voorbereidingen nemen één à twee dagen in beslag. Het uitgebreid verorberen vier uur… Mijn eeuwige dankbaarheid gaat naar de uitvinder van ‘ons Marie’; respectievelijk de vaatwasmachine. Stil maar doeltreffend wordt de hoop afwas deskundig af gewassen om via een Chinese vrijwilliger terug in de kast te belanden. Klokslag twaalf uur en ondergetekende vertoont de eerste tekenen van vermoeidheid.
Gelukkig zijn er cadeautjes, zoentjes en knuffels om de endorfines aan te zwengelen. Een half uur en twee glazen Cava later zijn ze uitgewerkt en met pure wilskracht houd ik mijn ogen open om gezellig na te keuvelen of een spelletje te spelen én om de één of andere reden altijd verlies.
Het is gezellig… en ik, denk aan mijn bed.
Als de bedstede uiteindelijk mijn uitgeputte lichaam en geest ontvangt laat de slaap op zich wachten. “Oververmoeid”, zegt de medicijnvrouw in mij.
Maar dit jaar worden de tradities aan de kant de kant geschoven. Er zal over gesproken worden, misschien minachtend worden beoordeeld, zelfs veroordeeld!
Ongenadig houd ik het been stijf en blijf ongevoelig voor alle smeekbeden. We eten gourmet!
De hondse dagen.
November om tien uur ’s avonds. De schaduwen rijk aan het diepste zwart, zuigen het licht uit de lantaarnpalen die er bijstaan als kale treurwilgen. Diepe plassen vloeien samen tot donkere poelen van verderf waarin de wandelaar niet durft te staren, laat staan in te stappen. De angst voor het donker, de bedrieglijke stilte van de vallende regen prikkelen het instinkt om te vluchten. De oer voorouder scherpt de zintuigen, adrenaline en cortisol sluiten een verbond. Wat zal het worden; aanvallen of vluchten. De hond staat plots stil. De oren gespitst, de staart geheven en het rug haar omhoog. Gespannen tracht mens en hond het gevaar in te schatten. Dit is niet langer de hond uitlaten; hier wordt strijd geleverd. Op tien seconden kan iemand v
eranderen van een held in een lafaard, of omgekeerd. De waarheid wordt levenslang gekoesterd of angstvallig verzwegen. Kan de meester op de hond rekenen? Zal de baas zijn hond bijstaan? Ze rekenen op elkaar. Samen staan ze sterker. De spanning is te snijden en hun hart staat op barsten. En dan gebeurt het…een zwart wezen met ogen zo fel als de vuren van de hel springt hen tegemoet en voorbij. De hond blaft woedend en gaat de zwarte duivel achterna. De mens maakt een kwart slag en komt bijna ten val. De riem trekt strak; hond en mens maken even een verstikt geluid. Het duistere schepsel krijst des duivels en springt hogerop om aan beide belagers te ontsnappen. Daarop volgt een hele reeks Godslasterlijke uitspraken uit de mond van de wandelaar, die een zeebonk zouden laten blozen. De hond snuift verachtelijk en kijkt triomfantelijk om naar zijn baasje. De hondenogen kijken vol verwachting en lijken wel te spreken: “We hadden ze bijna. Die valse kat!” De baas zucht even opgelucht en kroelt de hond even achter de oren.
Misty
Het eerste wat me opviel was de typische nestgeur. Dierlijk sterk door alle kleine lichaampjes opééngepakt in een halfronde cirkel op het gras. Hun enige bescherming was het delen van hun lichaamswarmte, wat meteen ook een vals gevoel van behaaglijkheid gaf. Het moederdier… bewust afzijdig gehouden door de mens, lag eenzaam in het stro. Ieder moederdier kent het gevoel van onvoorwaardelijke liefde voor haar kroost en is bereidt haar lichaamsoogst te verdedigen. Klinkt een beetje beangstigend hé? Hoe zou de moeder ons zien? De mens de rover, de leedbrenger die onbarmhartig komt om de grootogige, tere warme lijfjes te scheiden en één van haar kinderen mee te nemen. Als moeder weet ik niet wat het ergste is… die geheimzinnige verdwijning van een van haar kinderen. Of… de onverschilligheid van de mens. Trouw aan haar baas of bazin zal het moederdier zich niet verzetten. Ze ziet het kleine lijfje verdwijnen in de handen van vreemde mensen en plots is ze een kind armer. Dieren hebben geen gevoelens? Maar ik voel het hart van de teef breken, de onzekerheid en angst van de pup Het kleintje verliest plots al wat bekend is. De pup bolt zich op in mijn armen. Op zoek naar de vertrouwde lichaamswarmte… maar de geur is anders, de armen zijn kaal zonder pels. Ik gebruik de enige taal die niet spreekt; het knuffelen, het wiegen, het zachte sussen, de lieve woordjes die in de kleine oortjes worden gefluisterd. De belofte van… aandacht. Honden zijn sociale dieren, ze leven in een roedel en wij… verlaten of negeren heel dikwijls onze trouwe viervoeter. Ik kijk het kleintje in de ogen, knuffel het zacht en fluister: ‘Ik zal er voor je zijn, van je houden en als het enigszins kan ga je overal met me mee. Ik zal je vertrouwen, omdat jij mij dat ook geeft. Als je gehoorzaamt, zal het uit liefde en respect voor mij zijn. Omdat ik je ook liefheb en respecteer als hond. Je behoefte om te spelen, te rennen .Eens lekker vies en vettig je rollebollen in het slijk of verse paardendrol. Het hoort er allemaal bij. Ik zal je aanmoedigen in het goede en negeren bij het slechte want je hebt evenveel recht op geluk als ik.’
Als ik ze tenslotte terug bij de andere pups leg, geeft ze me een likje. Ik glimlach gelukkig en geef haar de naam; MISTY.
De theedoek
De theedoek wapperde in de gure novemberwind aan zijn vishengel.
Het was zijn dag niet; de vissen wilden niet bijten, de wind verkleumde hem tot op het bot en tot overmaat van ramp was de theedoek, waarin hij steeds zijn brooddoos en thermos knoopte, gaan vliegen. Hij had met een behendige zwaai van zijn hengel nog net zijn theedoek uit het water kunnen vissen voor het een roemloos einde kende in het donkere water.
Feitelijk de theedoek van zijn vader. Net als hij had Leo de gewoonte overgenomen zijn lunch in een theedoek te knopen. Vader was er niet meer en Leo had nu een hengel teveel bij. Maar door de hengel van zijn vader mee te nemen en de oude, versleten theedoek, was het alsof hij niet alleen was. Vader over zijn schouder meekeek en hem stilzwijgend aanmoedigde als hij eens een grote vis ving. Tijdens de picknick werd de theedoek met thermos en brooddoos, netjes uitgestald op de vissersmand. Met de mand tussen hen in verorberden ze dan de boterhammen en dronken langzaam om beurten de hete koffie op uit die ene thermoskop. Hij miste zijn vader. Hij haalde lijn en theedoek binnen en besloot de brooddoos aan te spreken. Met een liefkozend gebaar legde hij de natte theedoek over de mand en zette er de thermos en brooddoos op. Hij nam een slok van de koffie en wilde de beker al doorgeven…vader zou hem niet aanpakken. Plots sloot het handje van zijn zoontje zich om de kop.
Eindelijk
Na twee jaar is het uiteindelijk zover
We gaan op vakantie met onze ‘nieuwe caravan’, gebouwd in 2001.
Ik kan me nu voorstellen dat enkelen onder jullie in een deuk liggen of denken dat ik dringend een nieuwe bril nodig heb. Voor ons is dit het lang gezochte nummer één.
Wij waren op zoek naar een caravan met staartkeuken en een eiland bed, de toenmalige eigenaars op zoek naar ‘Handige Harry’s’.
Het had een ludieke aankondiging kunnen zijn:
‘Gezocht of op zoek naar randdebielen.
Toercaravan met niet gebruikte wielen
Kamperen gestopt toen de eigenaars door de grond vielen.’
De bodem is verrot en van Mr. Proper werd nog nooit gehoord.
De prijs is gelukkig navenant, voor ons een kolfje naar ons hand.
Het houten terras werd afgebroken tot op het gras.
Met goede vrienden en de kinderen erbij braken we bijna alles af.
Er werd geplakt, gevezen en gezaagd, nieuw achterlichten gemonteerd.
De verzekeringen met vragen belaagd. Voor een caravan van meer dan 15 jaar oud was er geen verzekering op maat.
Vijfhonderd euro op jaar werd het, voor heel den bazaar.
En nu gaan we met onze vrienden op reis zonder bezwaar.
Jaak begon de caravan nog te boenen en maakte er een nieuwe van.
Een naam kon niet uitblijven, het werd ‘Spick en Span.’
Boom bloeit
Klein van oppervlakte
Geworteld in de Rupelstreek
Struikhout dat vertakte.
Stikkend in de rook waarvoor het bestemd bleek.
Werd levend begraven, steen voor steen,
En toch, wortels verschenen vanonder het asfalt.
Het bewustzijn groeide, waar de fabriek verdween.
Rede zei aan de vernieling ‘halt’.
De kleur van smaragd werd ontdekt.
Boom, parel aan de Rupel voor wie er woont.
Met rijkelijk groen dat het verleden bedekt.
Herboren, fiere bloesems toont.
Evolutie
Vanuit het diepe verleden komt de blauwe vinvis.
Eerst nietig, verstopte hij zich onder het koraal of in grotten. Plat als een rog onder kiezelsteentjes, tot enkel de bulten van zijn ogen waarneembaar waren. Hij werd lang, smal, glad als een aal met de snelheid van een torpedo om aan zijn belagers te ontkomen en joeg met naaldscherpe tanden triomfantelijk op andere vissen. Maar de grote vissen verdwenen bij gebrek aan voedsel.
Eén van de kleinste diertjes vullen nu zijn enorme maag; Krill. Dankzij de grote aanwezigheid van zijn voedselbron bleef zijn vorm eon hetzelfde, maar de tanden verdwenen en werden vervangen door een natuurlijke zeef: de baleinen. Met tonnen Krill behoudt hij moeiteloos zijn huidige lichaamsomvang.
Nu dobbert hij majestueus rond aan het wateroppervlak, of duikt naar de diepten waar hij af en toe botten van zijn voorouders vindt. Met zijn reusachtige vinnen beroerd hij zachtjes de overblijfselen. Een eerbetoon aan de vorige vernuftige generaties die met succes het huidige zoogdier stuwden naar de grijze wateren van de toekomst.
Toch is de reus vervult met onzekerheid en angst wat betreft het voortbestaan van zijn soort.
De mens bedreigt zijn bestaan. Hij jaagt meedogenloos op de reus met behulp van grote schepen, harpoenen en netten. Winstbejag kleurt de zee rood wanneer de kolossale dieren worden verwerkt tot hapklare brokken, walvistraan, baleinen korsetten en cosmetica. Heeft de blauwe vinvis de tijd om verder te evolueren?
De euh-dingen.
Het geeft niet of het koud of warm is. Dag of nacht maakt ook geen verschil. Met een vingerknip krijg ik het gevraagde. Vijf bladen die op roeispanen lijken, zorgen ’s zomers voor een heerlijke bries zonder één raam te openen. Bij grote hitte draaien de wieken met de klok mee, waar decennia van windmolens enkel gevolg kunnen geven aan de windrichting, kan ik tijdens de winter door de draairichting te veranderen de warmte beter verdelen. Wordt de zon vervangen door de maan, trek ik simpelweg aan een messing koordje om verder te lezen. Vier gerichte lichtbundels die het verschil maken tussen dag en nacht. Onmisbaar om mijn schrijftalent tijdens de lange winteravonden aan te scherpen.
Niets dan voordelen dacht ik.
Was het niet dat moeder natuur er ook aanspraak op wou maken. Bij niet gebruik trok het blinkende koordje de aandacht van menig gevleugelde kleine wezens. Nu, ik heb niets tegen die vliegende schepsels, tenzij ze het onderwerp van hun aanbidding besmeuren met hun uitwerpselen. Hierdoor de koperen glans definitief fnuikend.
Maar, dankzij het menselijk vernuft, stond ik niet weerloos tegenover deze hooligans.
Een zowel effectieve als milieuvriendelijke oplossing waarvan onze grootouders dankbaar gebruik maakten. Toegegeven, het is niet altijd simpel de sierlijke krul te ontvouwen; zonder zelf het slachtoffer te worden van de kleverige substantie waarmee het is ingesmeerd.
Het cilindervormige doosje wordt steeds vergezeld door een duimspijker die in dit geval geen enkel nut had. Er zat niets anders op dan het ophanglusje van de papieren kurkentrekker te verlengen met een koordje dat ik aan de messing trekker vastbond. Het was een succes. Al wat enigszins kon vliegen kwam op bezoek om aan hun einde te komen.
Wel, veertig centimeter laag hangend pakkend en plakkend spul heeft, u raadt het al, nadelen.
Elk moment van onoplettendheid wordt op dezelfde manier bestraft waarmee de tientallen vliegende boosdoeners aan hun einde komen. Stofdoeken, haren en reikende vingers blijven soms per ongeluk kleven in het kerkhof van lijm.
Zeer vervelend en toch blijf ik hardnekkig volhouden tot de winter intreedt en me verlost van de kleine kwelduivels en hun stroperig graf.
Verward
De cirkel van zeep ligt bij mij dicht bij het hart.
Een mens gelukkig maken is genetisch mij meegegeven.
Empathie een middel waarmee ik moet leven.
Soms heb ik er zelf nood aan.
Dat zijn de momenten die fout gaan.
Schrik.
Ik ken het monster depressie met al zijn klauwen en rimpels.
Ze zijn er overal en zien er uit als jij en ik.
Empathie en gelukkig maken is niet iedereen gegeven.
De meesten kunnen enkel nemen.
Als de schikgodinnen mij wakker maken.
Zie ik hoe de maskers van de andere mensen dalen.
Soms trekt een van hen met een klauw aan de kleurige bal.
Ik geeft niet toe, voor de zelfgebouwde val.
Takje voor takje zoals enkel een zwaluw het kan.
Wel beschut, gemaakt om te de tijd te weerstaan.
Jaar na jaar wordt het nest nagezien,
sterk genoeg als de schikgodinnen het voorzien.
Maar een mens is een opsomming,
van wat het leven te bieden heeft,
Ik dans door de menigte met een zeepbel als wapen.
Moeizaam opgebouwd uit zelfvertrouwen en eigenwaarde.
Geen val van onverschilligheid, geen zelfmoord.
ik laat mezelf niet los.
Moeilijke dagen van bezinning heb ik nog steeds.
Ach ja, als je niets van mij hoort?
Ik zoek wat takjes in het bos.
Dagen in het vlees
Kun je ze nog herinneren?
Veilig weggeborgen in de moederschoot tussen haar vlees.
Toen bestond je wereld uit niets anders dan levend vlees.
Onbewust van alle nieuwe trends nam ik het voedsel wat moeder mij aanbood via de navelstreng. Wist ik veel dat haar eetgewoonten mijn ecologische afdruk ging bepalen.
Geboren in 1920, met de 2de wereldoorlog in het achterhoofd was ons moeder al tevreden dat er eten was. Ik mocht van geluk spreken dat ik geboren ben in 1960 toen alle voedsel terug verkrijgbaar was. Kinderen die tijdens de oorlog waren geboren hadden dikwijls op de een of andere manier een vitaminegebrek. De wereld werd terug opgebouwd op pannen spek en eieren. Gezelligheid was samen schranzen en drinken aan een grote tafel. Genieten van wat het leven ons bood en een sociale babbel.
Het was en is nog steeds leuk. En dan bedoel ik het genieten onder vrienden en familie. Maar iets nieuws sloop in onze gewoonten en gedachten. We kregen beter onderwijs, ‘hopelijk’ verstandiger en eten was niet langer overleven.
Integendeel.
We werden er door belaagd en vervolgens geplaagd.
Overwicht, suikerziekte, hart- en darmproblemen lagen op ons bord, samen met dierenmishandeling, een boter- melkberg, een teveel aan methaan door die brave grazende zoogdieren met zachte ogen en de kippenpest. Het bewustzijn groeit moeizaam maar hardnekkig; we komen echt niets tekort. Voor al wat we niet tekortkomen wordt er enorm veel verspild. Het vlees wordt ons onpersoonlijk voorgesteld, netjes ingepakt in plastiekfolie. Zonder de organen, zonder het beeld van het dier dat hiervoor het leven liet. De supermarkten wassen hun handen in onschuld omdat wij allemaal Pontius Pilatus zijn.
Als we verdomme zo graag vlees eten kijkt dan toe hoe het dier wordt geboren, opgroeit, sterft. Ongekend is onbemind; als je vlees wil eten wees dan zo eerlijk het dier dat voor ons sterft in de ogen te kijken. Want jij had het geluk in mensenvlees te groeien, dicht bij het hart van je moeder, net als het kalf bij de koe.
Ik las kortelings een horrorscenario; ‘See the Sea’ van Eddy Vereycken, dat me op een vreemd idee bracht.
De first one.
De overwinnaar, de eerste, de beste, de gefortuneerde.
Zonder lauwerenkrans, zonder trofee, zonder oorkonde.
Wie zou ooit vermoeden dat ik had gemoord. Gemoord om te overleven.
Gemoord had, om te leven.
We waren met zovelen. Tweehonderdvijftigduizend, of zo.
Waarom ik? Wat heb ik de wereld te bieden dat al die anderen het onderspit moesten delven?
Ik kijk naar mezelf in de spiegel. Niet meer van de jongste, geen genie, geen fotomodel. Niet eens fotogeniek. Wat heb ik tot op heden gepresteerd dat zo belangrijk is? Buiten op deze aardkloot rond lopen.
Ik keek naar een foto aan de muur van twee lachende jonge kinderen.
Mijn, of beter, onze kinderen. Ik en mijn man hebben er ook moordenaars van gemaakt…Herinneringen aan een leven hiervoor overspoelden me.
In den beginnen. Ja toen. Vertrokken ze, soms met twee. Om ongezien te verdwijnen. In een stroom van bloed. Afgevoerd zoals het rioolwater. Wie zou de volgende zijn? Ik wisselde van gedachten met een lotgenoot.
‘Wat denk je? Wie gaat de uitverkorene worden?’
‘Geen idee. Eerlijk gezegd, ik zou het niet erg vinden.’
‘Wat erg vinden? Te vertrekken of te verdwijnen?’
‘Maakt me niet uit. Alles is beter dan zo opeengepakt te zitten. Ik wil eens iets anders zien, meemaken. Misschien win ik wel het groot lot?’
Ik lachte.
‘Een optimist! Zo hoor ik het graag.’
Een ander moeide zich in het gesprek:
‘Je hebt optimisten en doordouwers. Ik heb het meer voor de laatste soort. Doordouwers komen er uiteindelijk wel.’
Ik keek haar geringschattend aan.
‘Laat me gissen… jij bent er zo eentje.’
Ze knikte ernstig.
Ik laat me door niets van mijn doel brengen. Wat er voor gedaan moet worden, zal gebeuren.’
Ik haalde mijn wenkbrauwen op. ‘Zelfs moord?’
‘Als dat nodig is.’ antwoordde ze zelfzeker.
‘Jij niet?’ vroeg ze smalend.
Ik dacht even na.
‘Ik ben er het type niet voor. Denk ik.’ zei ik onzeker.
Er ontstond beroering onder de gelederen. Een golf van opwinding trok plots door de groep.
‘Het is zover!’ riep iemand.
Er werd geduwd en getrokken om tot bij de opening te komen.
Een groot zwart gat doemde voor me op. Ik werd plotseling opgeslokt door het duister en voortgestuwd tot in een soepele tunnel.
Ik hield op met me voort te bewegen. De stilte en het totale duister werkten op mijn zenuwen. Werd ik paranoïde of was ik werkelijk niet alleen? Mijn zenuwen tot het uiterste gespannen, de oren gespitst als een hond, wachtte ik. Daar was het! Als een natte dweil op parket schoof het dichterbij. De nachtmerrie klampte me plots vast. Ik gilde en mijn belager begon te gieren van het lachen.
‘Coucou!’
‘Ik kende die stem…de doordouwster!’
‘De optimist!’ klonk het aan mijn zijde.
Ze werd opgewonden.
‘We hebben bezoek.’, fluisterde ze.
‘Nu al?’ vroeg ik verbaasd.
‘Nu al.’, herhaalde ze blij.
Met snelle bewegingen kwamen ze dichterbij, tot ze ons konden omringen, binnendringen. Ze verdeelden ons. Maakte ons tot rivalen van elkaar.
Ze brachten ons naar de arena.
We eisten, we smeekten, we vochten voor een eigen onderkomen in de grot van het leven. Ongenadig werden we aan elkaar geklonken in een hoekje van de kathedraal. Naarmate de tijd verstreek werd de kathedraal een kleine cel. Gelaten verdroeg ik de schimpscheuten, de nijdige porren en de hatelijke opmerkingen van de medegevangene.
‘Je wordt té vet!’ zei ze hatelijk.
‘Ik word niet vet. Ik ben voorbereid op de momenten van schaarste.’
Ze schaterde het uit.
‘Stomme trut! We zijn de belangrijkste spelers! Ze gaan ons écht niet verwaarlozen.’
Ze plaatste een voet in mijn maag die me de adem afsneed. Ik draaide haar verontwaardigd mijn rug toe. Ze had gelijk. Ik had moeite met bewegen. Het werd hoe langer hoe moeilijker om als eerste het voedsel te bemachtigen. Er volgde weer een ellenboogstoot. Ik voelde me stilaan als een bonte koe. Of erger nog, een levende boksbal. Vermoeid rolde ik me op en trachtte te slapen. Ze bleef schelden en stompen tot ze zelf te moe werd veronderstelde ik. Met een zucht viel ik in slaap.
Ik droomde van een levende machine met armen als tentakels die me stilaan wurgde en voelde echte ademnood. Met een schok werd ik doodsbang wakker. De wurgende tentakels deden nog steeds hun werk. Ze had een lus rond mijn hals gedraaid en sleurde er als een gek aan.
Sterren kon ik niet zien, toch ging het heel firmament aan mijn gesloten ogen voorbij. Ik worstelde. Gebruikte mijn vetmassa en mijn laatste kracht om aan de lus te ontsnappen. Ze moest me uiteindelijk lossen.
Ik voelde aan mijn beurse keel.
‘Je bent gek.’, hijgde ik nog na.
‘IK?’ , krijste ze. ‘Ik weet wel wat je van plan bent!’
‘Ik ben helemaal niets van plan, gek wijf. Wat bezielt jou?’
Ze kromp samen als een adder voor de aanval.
‘Je wilt me versmachten met je vet!’
Ik bleef mijn eerste reactie herhalen:
‘Je bent gek! Stapelgek!’
Razend ondernam ze een twee poging. Ze was vlug en glad als een aal.
Ik, enkel sterk. Sterk en doodsbang! Vanuit de allereerste gevormde cel kwam het oerinstinct naar boven. Overleven!
Met mijn vadsigheid duwde ik haar in een hoek en greep de lus vast met mijn mollige handen. Ik was te sterk, ze moest loslaten.
Koelbloedig wond ik de lus rond haar hals en begon te trekken. Het was zij of mij…Kaïn en Abel, helemaal opnieuw. Ze keek me met grote bange ogen aan… tot ze braken.
Mijn daad bleef niet onopgemerkt. Rumoer en felle lichten zetten mijn cel in lichterlaaie. Ruw werd ik uit de cel bevrijd die me al die tijd het leven schonk. Nog zwak van de strijd jammerde ik krachteloos tegen mijn beulen die me zo ruw behandelden. Mijn adem stokte en toch bleef de mishandeling voortduren. Ze ranselden me verder tot ik begon te krijsen. Ik kon terug ademen. IK had gewonnen! En toch voelde het aan als een enorm verlies.
‘Het spijt me.’, prevelde ik in gedachten.
Het speet me echt! Ik had graag een zus gehad, maar geen psychopaat.
Mijn gedachten keerden terug naar het nu en glimlachte naar de foto aan de muur. Daar hing de reden van mijn bestaan. Misschien zijn mijn twee dochters net als Barnabas, goede moordenaars.
Vergeten liefde
Karel Passers
Intelligent welbespraakt, elegant, playboy, arrogant
Vera Deleen
Intelligent, charmant, mooi, doortrapt, haatdragend.
Karen en Vera kamperen wild met de fiets en de tent in Frankrijk. De avond valt en ze hebben hun tenten aan de rand van een groot meer aan een wildpark opgezet. Het is nog steeds warm. Vera staart over het water, benaderd haar langs achteren en slaat zijn armen rond haar.
Karel: ‘Ik heb je.’
Vera: ‘Dat had je gedacht.’
Karel: ‘Kan je weg? Nee. Dus ik heb je.’
Vera: ‘Er is hebben en hebben. Mijn vlees kan je bezitten, maar heb je mijn hart?’
Karel: ‘Zou je de benen openen zonder hart voor iemand?’
Vera: ‘Was je verliefd op al je andere veroveringen?’
Karel: ‘Voor een man ligt dat anders…’
Vera: ‘Hoezo? Hebben jullie geen hart?’
Karel: ‘Oh jawel. Ken je dat liedje Ik hou van alle vrouwen, mijn hart is veel te groot.?
Vera: ‘Van Hans De Booy. Van één mag ik maar houden zo geef ik het maar nooit.’
Karel: ‘Dat is niet fair. De één vrouw is de andere niet. Jij bent…’
Vera: ‘Anders?’
Karel: ‘Jij bent uniek.’
Ze draait zich om in zijn armen.
Vera: ‘Hoe uniek?’
Karel: ‘Kom mee de tent in en ik zal het je laten zien.’
Vera: ‘Zo kom je er niet vanaf. Ik wil je woorden horen.’
Karel: ‘Je bent mooi.’
Vera maakt zich los uit zijn armen en doet een stap achteruit tot in het riet. Langzaam kleedt ze zich voor hem uit.
Vera: ‘Beschrijf me.’
Karel staart haar aan.
Karel: ‘Je bent als een wilde orchidee.’
Ze verwijdert haar BH.
Karel: ‘Je borsten zijn als rijpe meloenen.’
Hij zet een stap naar voor en zij wijkt achteruit.
Vera: ‘Ga door.’
Ze maakt haar kastanjebruine haren los, stapt uit haar broekje en strekt haar armen uit naar de volle maan.
Karel haalt stokkend adem als hij vervolgt:
Karel: ‘Je haren vlammen op als een reddende kaars in het duister. Je benen zijn slank en gespierd als een gazelle.’
Ze draait zich om en stapt sierlijk verder het riet in. Hij volgt haar als in een droom.
Vera: ‘Dat was het?’
Karel: ‘Nee. Je beweegt je als een kat. Elke beweging in harmonie en doelbewust.’
Vera strekt zich nog eens uit voor ze in het water duikt. Karel duikt haar onstuimig achterna. Ze zwemt een aantal meters voor hem uit.
Vera: ‘Je woorden klinken als honing mijn lief. Ben ik de honingpot of de dief?’
Lachend duikt ze onder als hij bijna bij haar is. Een hand sluit zich rond zijn been en trekt hem speels naar beneden. Karel gaat kopje onder en probeert haar te grijpen. Ze blijft buiten zijn bereik.
Karel: ‘Je bent een kleine feeks.’, proest hij uit.
Vera: ‘Dat klinkt niet lief.’, zegt ze met een pruilmondje.
Karel: ‘Nee, ik verander van tactiek. Laten we De getemde feeks spelen van Shakespeare.’
Vera: ‘Je neemt je verlangens voor bevelen Casanova. Nooit de vrouw bezitten voor je ze plat krijgt. Dichterlijke vrijheid van het vel van de beer.’ , lacht ze uitgelaten.
Karel: ‘Goed, dan haal ik mijn buit en trek haar bij de haren tot in de grot en schenk je me heel de nacht genot.’
Vera: ‘Kom dan in mijn web, schitterende vlieg. Voel de draad van mijn triomf als Ik je bedrieg.’
Karel tracht naar haar toe te zwemmen maar wordt aan zijn voet tegengehouden en gaat terug kopje onder.
Vera: ‘Jouw liefde stelt niets voor. Onecht en van korte duur. Wat je drijft hangt tussen je benen. Vrouwen zijn voor jou wegwerpartikelen als je vuur werd geblust. Mijn zus wilde niet meer leven toen je haar verliet!’
In paniek voelt Karel de Colsonband rond zijn enkel waaraan een vislijn hangt.
Karel: ‘Je zus?’
Vera: ‘Jouw kind stierf in haar schoot en je beantwoorde niet eens haar brieven of berichten. Op de dag van haar dood lag je in de armen van een andere vrouw. Ze was de enige die ik nog had na de dood van onze ouders. Aan haar graf zwoer ik haar trouw. Voor haar en al die andere meisjes zal dit water de laatste streling zijn.’
Karel: ‘Neeeeeee.’
Vera haalt de vislijn aan die onder een boom doorloopt ongenadig aan tot Karel nog juist haar kan zien terwijl hij verdrinkt. Met zijn gezicht onder water waar de laatste luchtbellen uit zijn longen ontsnappen, kust ze hem op zijn blauwe lippen.
Vera: ‘Ik ben de dief.’
Vierkante wereld
Kleine of grote lenzen verlengen ons oogpunt; waarbij de zucht naar kennis evenredig wordt bevredigd door microscoop tot en met Hubbletelescoop.
Waarneming met het blote oog lijkt nog enkel voorbestemd voor bioscopen of musea.
Groot of klein, ons inzicht blijft beperkt tot we de wereld bekijken door een vierkant. Het concept is heel eenvoudig; een wit blad waaruit een carré wordt geknipt wordt dat op iets naar keuze gelegd.
Enkel het vierhoekige venster geeft uitzicht op een beperkt stukje van het voorwerp.
Mijn keuze viel op een schijf hout die wordt gebruikt als onderzetter.
De kleuren varieerden van lichtbruin, met kringen van oker die de jaarringen weergaven. Sommigen ervan waren breder, verweerd en pokdalig. Onregelmatige lijnen, dwars op de cirkelvormige rondingen, kleurden dan weer donker en gaven het hout duistere stralen of diepe ravijnen naargelang de grootte en diepte van de scheuren. En alsof de natuurlijke verwering nog niet voldoende was zie je de snede van de zaag die de boomstam opdeelde in mooie ronde schijven. Al die lijnen maken elk stukje hout uniek. Eeuwenlang schikken, ophopen en het vormen van plantaardige vezels, onderworpen aan de strenge regels van de schepping door evolutie ingegeven; hout. Een klein stukje dat deel uitmaakt van de natuurwonderen liet me beseffen hoe vernuftig alles in elkaar steekt dankzij de juiste levensvoorwaarden voor de planeet die de onze is; de aarde.
De Gave
‘Je hebt het in je.’, zei de schooljufrouw uit het derde studiejaar van de basisschool, met een glimlach.
Ik keek haar verbaasd aan en vervolgens naar de punten.
Op een score van tien had ik een negen verdiend.
Een minpuntje vanwege een dt-fout.
‘Tof.’, dacht ik bij mezelf, ‘een negen!’
Verlegen lachte ik terug naar haar. Blij met de goede punten.
In de war door haar raadselachtige woorden.
Wat had ik in mij? Wat kon ze daar in hemelsnaam mee bedoelen?
Met één hand streek ik de bladzijden glad en keek naar de geschreven tekst. Juffrouw Van Reeth had mijn opstel aan de klas voorgelezen. Ze vond het grappig, origineel en ‘goed’ geschreven. Wat dat ook kon inhouden…
Als achtjarige bleven enkel de woorden ‘grappig’ en ‘goed geschreven’ hangen. Mijn klasgenootjes hadden aandachtig geluisterd en gegiecheld.
Bij de herinnering gloeide ik van trots.
Maar… wat had ik in mij? Ik had al gehoord van wormpjes in de stoelgang en een akelig verhaal van iemand die een lintworm in zijn darmen had van wel één meter. Automatisch trok ik mijn billen strak. Als de worm daar toegang zocht dan wilde ik voorbereid zijn.
Pas jaren later kwam ik te weten dat de besmetting oraal verliep. Alle misverstanden ten spijt ben ik nog steeds blij met mijn getrainde bilspieren.
Muziek.
Dat zit in mijn hart en bloed. Mama speelde piano, papa viool. Ik nam de altfluit voor mijn rekening of speelde een eenvoudige quatre-mains met mama. Heel de dag stond de radio op en regelmatig musiceerden we samen. Klassiek, de muziek van mijn grootvader, ouders, broer, de jongen waarmee ik trouwde, kleinkunst en hedendaagse muziek. Ik stond op met muziek en ging ermee slapen. Mijn liefde voor muziek én boeken.
Het musiceren gaf ik op toen werken, kinderen en huishouden de paukslagen van de dag bepaalden.
Wat ik nog in mij had, kwam al rijmend naar boven via ludieke teksten op gelegenheidskaartjes, zelf ineen gestoken dialogen en afscheidsredes. Om onnodige vergissingen te voorkomen; deze redevoeringen golden voor overgeplaatste en pensioengerechtigde collega’s.
Tot ik tijdens een afscheidsceremonie een dia montage van een goede straatbuur zag; van kind tot volwassene en de laatste beelden voor de dood haar opeiste. Alle belangrijke momenten in haar leven passeerden de revue met het immer lachende gezicht gevangen op doek. De presentatie duurde vijftien minuten. De aanwezigen die hulde brachten werden getuige van iemands levensloop. Ontroering kneep mijn keel dicht als nooit voorheen.
Ik huilde als een klein kind. Om de verloren woorden die enkel in de nabestaanden hun geheugen voortleven.
Het leven van een persoon te verwoorden in enkele bladzijden leek mij een onmogelijke opgave. Eén beeld zegt meer dan duizend woorden, maar ik kon mijn gedachten niet op een canvasdoek projecteren. Enkel woorden konden die herinneringen vasthouden.
Ik voelde een enorme leegte in me. Zoveel woorden en kennis bezat ik niet om alle emoties en gebeurtenissen te verwoorden. Nochtans opperden een aantal collega’s om toch een boek te schrijven.
‘Als ik op pensioen ben.’, lachte ik hun ideeën weg.
Wat toen nog ver weg leek werd plots realiteit.
Ik stortte lichamelijk en psychisch in door langdurig chronische rugpijn en belandde in een diepe, jarenlange depressie. Vervroegde pensionering, arbeidsongeschiktheid.
Ik betekende niets meer.
Drie maanden in de psychiatrie en een neuro-stimulator gaven me terug zin in het leven. Beperkt, maar strijdvaardig wou ik nog iets betekenen. Het idee om een boek te schijven spookte terug door mijn hoofd.
‘Ik kan het niet.’, was mijn eerste reactie. ‘Buiten een heleboel fantasie bezit ik de kennis niet. Mijn schrijfstijl is totaal verouderd.’
Een dinosaurus die in de 21ste eeuw belandde. Het enige pluspunt dat ik kon bedenken:
‘Ik kan een pen vasthouden.’
Maar de drang werd sterk, bijna dwingend te noemen.
En zoals zo dikwijls is het spreekwoord ‘oefening baart kunst’ en soms kinderen, een gouden raad. Met elke nieuwe regel beklom ik de berg van uitdrukkingen, synoniemen, correcte spraakkunst én nieuwe spelling, in de hoop de wedstrijd taalkennis te kunnen bijhouden.
De personal computer gaf een extra zetje.
Gedaan met de slordige bladzijden vol doorgehaalde zinnen, schrijffouten en ongelukkige vlekken door dorstige momenten.
Een prachtige uitvinding volgens mijn maatstaven.
Alles netjes opgeslagen, overzichtelijk, gedrukt in elk verkiesbaar schoonschrift.
Uiteindelijk typte ik de eerste letters van de novelle ‘Nieuw Leven’ op een laptop tijdens een vakantie.
Na een jaar was het af. Met de ondersteuning van een Nederlandse uitgeverij die werkt volgens het principe ‘print on demand’.
Het eerste volledig verwerkte exemplaar werd me toegestuurd.
Ik verwachtte een boek, het werd een novelle.
Ontgoocheling en trots vochten in mij om het eerst.
‘Een jaar! Voor zo een dun boekje?’
Bovendien had ik mijn schare lezers zelf moeten aanbrengen.
‘Minstens een veertigtal’, had de medewerkster van de uitgeverij me op het hart gedrukt.
Alle fierheid opzij zettend trachtte ik mijn boeken aan de man én vrouw te brengen.
’ Jezelf verkopen’, noemen ze het.
Het voelde eerder aan als een mengeling van leuren, hoereren en met je talent zwaaien.
Toch haalde ik een bescheiden succes met het eerste boek. Er volgde nog twee novelles. Maar… er ontbrak iets.
De kracht van het woord… zo voelde het aan. Worstelen om de juiste woorden op de juiste plaats te zetten. Het juiste ritme.
Toeval wilt dat ik mijn huidige mentor leerde kennen tijdens een samenkomst van ‘auteurs van de Rupelstreek’, in de bibliotheek van Boom. Gedeelde interesses en een goed gesprek resulteerden in een visitekaartje dat ik zonder meer kreeg toegestoken.
‘Acteur, auteur, regisseur… een begaafde duizendpoot.’, grinnikte ik op dat moment.
Een aantal maanden later belde ik hem werkelijk op om lessen te volgen. Bereid mijn hoofd op het blok te leggen om onder de bijl van vernietigende kritiek te sneuvelen.
Hij zou kritisch zijn werd mij verteld.
Ik verwachtte niets anders. Leren gaat met vallen, opstaan en van je fouten lessen trekken.
Een jaar later ga ik nog steeds met veel plezier naar de man waarvan ik al zoveel geleerd heb.
Wijze lessen zoals:
‘Iedereen zou ook eens acteur moeten zijn.’, gaf me inzicht dat het niet voldoende is schrijftaal te gebruiken, het moet ook gespeeld kunnen worden. ‘Er bestaat niet zoiets als een stille glimlach.’, zei hij.
‘Een glimlach is een glimlach.’ en ‘Show, don’t tell.’, vergroten het inlevingsvermogen van de lezer en/of de acteur.’
Auteur, acteur, regisseur, mentor en bezieler. De lijst van zijn kwaliteiten werd langer en mijn liefde voor het schrijven nog groter.
Deze metamorfose heeft ook nadelen; schrappen, lezen, herlezen, soms volledig herschrijven, het hoort er allemaal bij. De keuze, de volgorde, het ritme is zo belangrijk. Om nog van de interpunctie te zwijgen.
Oefenen en opdrachten, het waarnemen, de aandacht.
Soms voel ik me als ‘The karate kid’, een populaire film uit de jaren 1980, waarin de jonge held de auto van mister Mijagi moest boenen, om zijn reflexen te oefenen.
‘Wax on, wax off.’
Met deze beelden in het achterhoofd boen ik verder tot ik de Tatami waardig ben.
De kracht van het woord onder de knie heb.
Dubbelklik hier om uw eigen tekst toe te voegen.
Dubbelklik hier om uw eigen tekst toe te voegen.
Dubbelklik hier om uw eigen tekst toe te voegen.